De oorlog had op mij, als bijna 4 jarige, grote induk gemaakt. Waar waren de bomen gebleven in de Bataviastraat? Hé, er staan alleen nog een paar stronken? En waarom werd er aan het eind van de oorlog, tegenover ons huis in de Solostraat, opeens geschoten? Ik hing uit het raam te kijken en was verbaasd en doodsbang.
Ons gezin was arm, dus verkocht mijn vader in de oorlog peren in de buurt. Later op de kleuterschool, in de Bataviastraat, werd ik door de kinderen daar behoorlijk mee gepest. Ik begreep niet waarom zij riepen. "ha...ha... Nellie haar vader verkoopt jute-peee..re." Zouden het rotte peren geweest zijn? Ook zocht ik als klein kind sigarettenpeukjes van de straat die ik aan mijn opa gaf. Daar draaide mijn opa weer nieuwe sjekkies van. En oh, de biskwie-pap uit de gaarkeuken. Die smaak! Ik kan het nu nog proeven als ik er aan denk. Er was vaak ruzie tussen mijn broer van 6 en ik over wie het pannetje mocht uitlikken. De bloembollenpap vond ik vreselijk vies, maar ja... honger hé!
Gelukkig gooide onze benedenbuurman Looijer, soms een rood kooltje achter op onze veranda. Op een mooie dag in het voorjaar van 1944 stond opeens een prachtige koets met paarden voor de deur, want ome Bep Tijssen en mijn Tante Leni gingen, trouwen. Heel de Bataviastraat liep uit om dit schouwspel te bewonderen. Ik mocht bruidsmeisje zijn, maar vond die paarden vreselijk groot en eng. Mijn broer ‘Dikkie’ was ook al niet zo erg op zijn gemak, zoals te zien is op de foto.
Vlak na de oorlog werd uit onze straat een vrouw door een joelende menigte opgepakt. Haar haren werden afgeknipt en ze werd met zwarte teer en veren besmeurd. Ik begreep natuurlijk niet waarom, daar werd ook nooit hoorbaar over gesproken in de straat.
Het laatste oorlogsjaar 1944
Later werd ik daar op de kleuterschool mee gepest, maar ik begreep niet waarom.
3408 keer bekeken