Klappers
Ik kan mij nog goed herinneren dat, toen wij in de Schalk Burgerstraat woonden, we een enorme bos oude sleutels hadden. Het waren van die sleutels met een holle buis. Als kind kon je daar prima mee spelen. Aan de ene kant van de sleutel bonden we een touwtje met een spijker die in het gat van de sleutel paste. Wat wij daarna deden, was dat we in het gaatje kopjes van lucifers, van die gele zwavelkopjes, deden. Dan deden we de spijker in het gaatje en dan sloegen we heel hard tegen de muur. Het liefst deden we dat in het poortje onder onze woning. Dat poortje gaf je toegang tot de Colensostraat. Vooral in het poortje gaf dat een enorme klap.
De sleutels 'in de oorlog'
In de oorlog hebben die sleutels nog voor problemen gezorgd. In 1943 werd onze woning overvallen. Zo op het eerste gezicht leken het wel mannen van de Sicherheits Dienst (SD) met hun zwarte jassen en hoeden. Zij waren bij ons gekomen omdat wij mogelijk spullen van de Joodse buren zouden hebben verstopt, die we in bewaring hadden gekregen. Je moet daarbij wel bedenken dat er nog maar twee mensen van Joodse afkomst in de straat woonden, mijn vader en mijn latere schoonmoeder. Die mannen waren trouwens bewapend. Mijn moeder was alleen met mij en mijn kleine zusje thuis. Zij ging mijn vader halen. In de tussentijd werden mijn zusje en ik in de slaapkamer opgesloten.
Op een gegeven moment vonden ze die grote bos sleutels. Die mannen waren van mening dat het huissleutels of sleutels van afgesloten kasten moesten zijn. Ik kon ze echter alleen maar de waarheid vertellen, namelijk dat ik geen idee had. Voor mij waren het sleutels waar ik mee speelde en waar ik klappers mee kon maken.
Overigens, het bleken Nederlanders te zijn die zich uitgaven voor SD’ers.