In oktober 1954 moesten wij trouwen en gingen inwonen bij een weduwnaar op het Huismanshof in Betondorp. We mochten van het hele huis gebruikmaken, met uitzondering van een klein kamertje waar hij zelf sliep. En er moest gedeeltelijk voor hem gezorgd worden, dus eten maken, wassen en zijn kamertje schoonhouden. We waren reuze blij dat we woonruimte hadden en bovendien was mijn vrouw in verwachting.
Enige tijd later maakten we kennis met de buren (het waren Friezen) en dat waren bijzonder aardige mensen. Wel kreeg mijn vrouw van de buurvrouw de uitdrukkelijke instructie waar wel en geen boodschappen gedaan mochten worden. We kwamen zelf uit de Pijp en deden boodschappen waar we wilden. In Betondorp was de Brink het centrale punt voor de boodschappen. De buurvrouw stelde het op prijs dat we onze boodschappen gingen doen bij de coöperatie in de Brinkstraat. We snapten er in eerste instantie geen snars van, maar later werd duidelijk dat we in het rode dorp waren beland. Want op de Brink waren de winkels van een andere richting.
Op 1 mei was het feest en liep de aanhang van de AJC met vlaggen door het dorp.
We hebben enige tijd geluisterd naar de buurvrouw, maar al snel kochten we toch onze boodschappen op de Brink.