In 1943 werd ik getroffen door polio (kinderverlamming) en heb heel wat tijd doorgebracht in het Emma Kinderziekenhuis aan de Sarphatistraat. Alleen de naam Sarphatistraat maakte mij al misselijk en ziek. Als ik er alleen maar door moest voelde ik alle ellende weer op mij afkomen en moest ik bijna overgeven. Ik sloot mijn ogen als het ziekenhuis maar even in zicht kwam. Hoeveel nachtmerries, angst en tranen heb ik daar gelaten. Dertig jaar later heeft Petra, mijn dochter, er gelegen. Nog voel ik de angst om haar daar te bezoeken. Ik herinner me het volgende nog als de dag van gisteren:
Mijn linkerbeen moet in het gips en toen dat er af mocht moet ik weer leren lopen. Het valt allemaal niet mee en de eerste passen gaan nog niet echt geweldig. Mijn schoenen knellen om mijn voeten en alles voelt zwaar aan.
Er zijn een paar jongens aan de deur die aan mama vragen of ik mee mag naar het Zuiderzeepark. Zij hebben een zelfgemaakt karretje bij zich. Een paar planken met wielen van een kinderwagen. Als ik op het karretje zou gaan zitten, kan het allemaal geen kwaad en zullen de jongens voorzichtig met mij zijn. Mama twijfelt, maar stemt uiteindelijk toe. Zij drukt de jongens op het hart voorzichtig te zijn.
Het is een feest om op een karretje te zitten en door het park te worden voortgetrokken.
Er komen jongens aan die ruzie willen maken met mijn vriendjes. De jongens lachen en schreeuwen. Zij duwen elkaar van de ene kant naar de andere, totdat er iemand over mij heen valt. Ik schreeuw het uit van de pijn. Er is iemand met zijn volle gewicht op mijn been terechtgekomen.
De dokter komt en constateert kneuzingen in de linkervoet. Juist mijn voet die net verlost was uit gevangenschap. De pijn was bijna ondraaglijk. Het kan wel zes weken duren voordat alles weer goed is. Ziek ben ik. Misselijk, en ik moet overgeven.