De moeder van Petra vertelde dat zij toevallig van iemand die in haar huis werkzaamheden verrichtte hoorde dat in het zelfde huis, op dezelfde verdieping vroeger een jong Joods gezin woonde. Man, vrouw en kinderen werden op een kwade dag weggehaald en zijn nooit meer teruggekomen.
Moeder - mevrouw C. van der Hulst - schrijft; "Mij heeft dit verhaal nogal geschokt. Ik denk er dikwijls aan, dat die vrouw nagenoeg dezelfde dingen in huis moet hebben gedaan als die ik nu doe. Naar aanleiding hiervan schreef ik een gedichtje voor haar ".
SOMS DENK IK OPEENS AAN JOU
Ik weet je naam niet eens;
weet niet hoe oud je bent geworden,
van andere mensen weet ik dat je hebt gewoond
hier in ditzelfde huis waarin ik leef
en net als ik waste je de borden
en keek je voor het raam waar of je man wel bleef.
Hier dweilde je de keuken, kookte eten voor je kinderen,
(je had er drie. dat heb ik ook gehoord).
Op zaterdag deed je hen in bad
dat heb je allemaal maar kort gedaan,
want met je man en met je kinderen werd je vermoord.
En nu snijd ik hier brood en lap de vuile ramen
maar soms denk ik opeens aan jou,
hoe bang je toch moet zijn geweest
toen op een dag die mannen kwamen.
Voor jou en je gezin werd het nooit bevrijdingsfeest.
En daarom, op de vierde mei, breng ik je bloemen
omdat ik leef en in jouw huis woon, in jouw straat.
Ik heb niet eens een naam om je te noemen.
Maar als het om acht uur stil is,
denk ik soms dat jij daar gaat....