In de groentewinkel van mijn vader op het Iepenplein kwamen voor de oorlog voor zo’n tachtig procent Joodse klanten. Het was een Joodse buurt. Op de sabbat werd aan mijn vader wel gevraagd: "Mijnheer Vrolijk komt u even boven en doet u even het licht aan." Joodse mensen mochten op de sabbat niet zelf het licht aandoen. In de oorlog stonden mensen in de rij voor de winkel voor eten. Toen kwamen Duitsers een bordje ophangen: Verboden voor Joden. Mijn vader moest zijn Joodse klanten, die allemaal met een ster opliepen, wegsturen. Hij heeft dat heel erg gevonden. Een paar klanten heeft hij nog wel stiekem geholpen, maar dat was gevaarlijk. Naast ons zat de boekhandel van Blokjesman, dat was ook een Jodenman. Hij werd helaas in de oorlog weggevoerd en het pand kwam helemaal leeg te staan. Wij hebben nooit meer iets van hem vernomen. Zelf hebben wij het in de oorlog niet zo heel erg slecht gehad. De winkeliers ruilden onderling hun waren. Mijn vader verkocht suikerbieten, de mensen kwamen die op de bon halen. Er werd stroop van gemaakt en van de pulp werden koekjes gebakken. Het was niet te eten, maar het was buikvulling. Wij kinderen zochten kolen voor de verwarming op het rangeerterrein tussen de Vrolijkstraat en de Wibautstraat. Mijn vader had een keer een afspraak gemaakt met anderen om de Iepen op het Iepenplein om te zagen voor brandhout. Maar bij één Iep was iemand hen al vóór. Ze zijn toen gauw de andere Iep om gaan zagen.
Groenteman in de oorlog
Toen hingen Duitsers een bordje op: Verboden voor Joden. Mijn vader moest zijn Joodse klanten wegsturen.
9633 keer bekeken