Ik heb tot mijn vierde (1927-28) op Rapenburg gewoond. Daarna zijn we verhuisd naar de Transvaalbuurt. We kwamen te wonen in de Laing’s Nekstraat 23 1-hoog.
Op Rapenburg woonden we in een kleine woning. We hadden wel een eigen toilet, dat zat in de keuken achter een uitklapbare houten deur. Als je op het toilet zat, trok je de deur naar je toe en je zat dan als het ware in een soort driehoekje in de keuken. Ik was enig kind, maar de zuster van mijn vader had wel zeven kinderen. Er zat altijd wel iemand op het toilet, ook als mijn tante stond te koken of te bakken. Zij had een kosjere keuken, dat wilden haar kinderen. In de Transvaalbuurt woonden we op de hoek van de Retiefstraat. De huur was 3½ tot 4 gulden per week. Ik mocht toen ik wat ouder was de huur naar beneden brengen. We hadden een eigen toilet, maar van een douche was geen sprake.
Wat ik wel goed weet, is dat we een radio kregen. Het was een nieuw model met spoelen. Vader was helemaal dol op dat ding, hij hield erg van muziek. Zo kregen we ook een platenspeler, een echte koffergrammofoon met zo’n hoorn. Het was een HMV, je weet wel met dat hondje.
Mijn vader hield vooral van opera, hij had dan ook veel operamuziek. Vooral van de Italiaanse zangers hield hij. Als het mooi weer was, in de zomer bijvoorbeeld, dan werd er van buiten geroepen: "Meneer Melkman, Traviata, doet u nog eens Traviata." Dan ging het keukenraam open, de koffergrammofoon werd met de hoorn naar buiten gericht en dan deed hij verzoekprogramma’s (vooral opera). Dan werd er allemaal commentaar geleverd, wie zingt er zo mooi. Mensen stonden buiten onder ons raam of hingen uit de ramen en luisterden mee.