Toen ik in 1950 geboren werd ‘woonden we in’. Er was woningnood en wie wat ruimte kon missen verhuurde dat. Wij woonden bij meneer en mevrouw Broekman, Zacharias Jansestraat 49. Zij op twee hoog (twee keer bellen), wij op drie hoog (drie keer bellen). Wij slopen op de traploper omhoog, want we wilden de Broekmannen nooit storen. Mijn moeder kookte in de keuken op twee hoog, als de Broekmannen uitgekookt waren. We hadden een apart stapeltje kolen in het kolenhok. Ik sliep bij mijn ouders op de kamer. Een jaar of zes/zeven later kwam er een woning vrij aan de overkant, op nummer 44. Wat was ik trots: eindelijk een eigen kamer!
Wat me goed bijstaat uit die periode was de televisie. We hadden als een van de eersten zo’n bakbeest gekocht: een Philips, in een zware houten kast, vol met intrigerende buislampen en met zwartwit beeld uiteraard.
Elke woensdag en zaterdag mochten vriendjes en vriendinnetjes komen kijken. Een wit laken op de grond, de snoeptrommel gevuld en dan met een ‘hele schoolklas’ samen met ‘tante Hannie’ kijken Dappere Dodo, Swiebertje en Pipo de Clown. Doodeng vonden we de serie ‘Morgen gebeurt het’. De programma’s duurden meestal krap drie kwartier, als het uitliep een minuut of 55 – dan hadden we geluk!
De televisie heeft het lang gedaan. In de laatste jaren had hij – zoals al die apparaten – de gewoonte om een harde tik te geven en dan sprong het beeld schuin. Dat betekende regelmatig opstaan, naar de tv lopen en aan de daarvoor bestemde knop draaien. Ik vond daar al snel een andere oplossing voor. Aan een lange vishengel maakte ik met plakband een rubberwieltje van Lego vast. Dat deden we dan om de knop aan de televisie, we legden de hengel op de kolenkachel, en dan kon je met deze afstandsbediening het beeld weer recht zetten. Járenlang gebruikt, totdat we een kleurentv kochten...