In en vlak na de oorlog zat ik op de kleuterschool aan de Joubertstraat. Heel apart voor een kleuterschool was, dat ik daar mijn eerste ‘nablijfervaring’ opdeed. Ik was de klas uitgestuurd, wat ook al heel apart was voor een kleuterschool, maar achteraf wel begrijpelijk. Tegenwoordig zou ik namelijk de diagnose ADHD krijgen. Op mijn zwerftocht door de gangen ontdekte ik dat op de eerste verdieping ook klassen waren en dat daar ook jassen aan de kapstokken hingen. Het was een heel mooi gezicht om de jassen door het trapgat naar beneden te laten dwarrelen. Dat bleek niet te mogen. Ik weet nog dat het een heel raar gevoel was, dat de school rond het middaguur helemaal leeg liep en ik eenzaam achterbleef. Gewenning aan straf en schoolblijven was echter een kwestie van ervaring opdoen, waarin ik in mijn verdere schooltijd ruimschoots ben geslaagd. Maar dat lag nog in de toekomst verborgen.
Het speelkwartier werd meestal in de zandbak op de binnenplaats doorgebracht. Daarbij was het zaak om daar zo snel mogelijk aanwezig te zijn, want er waren scheppen mét en zonder knop en iedereen wilde een ‘knoppenschep’. Dat woord staat in mijn geheugen gegrift. Je mocht dan graven, maar niet te diep anders kreeg je een ‘kledderkuil’, het tweede ingegrifte woord uit die periode. Met zo´n kuil was de juf niet blij want dan kon je kledderzandballen maken en er mee gooien ook. Wat op zich erg leuk was als je de afzender was en niet de ontvanger. Dan kreeg je thuis weer gedonder.