Wij woonden in de Danie Theronstraat op nummer 28 3 hoog, op 1 hoog woonde mijn grootmoeder van moederszijde met een oom en een tante. Ook al was ik aan het einde van de oorlog pas zes jaar, ik weet me toch dingen uit die tijd te herinneren. Bij voorbeeld het roffelen van voeten op de houten trappen als de joodse bewoners naar boven vluchtten wanneer er een Duitse legerauto de straat inkwam. Het stelen van steenkool van de vrachtauto´s die in de winter ´44-´45 over de noodbrug aan de Weesperzijde naar de Zuidergasfabriek reden. Het kolen zeven op het voormalige rangeerterrein aan de Wibautstraat.
Tijdens de oorlog werden de houten delen uit de door joodse bewoners leeg achtergelaten woningen gesloopt om als brandhout te dienen. Op een gegeven moment holden er twee mannen de Danie Theronstraat in met een grote balk tussen zich in, die ze over een muurtje de eerste tuin in kiepten en zich uit de voeten maakten. Kennelijk waren ze met hun buit betrapt, maar de balk kon je vanaf de straat niet meer zien liggen. Later hebben ze hem ongetwijfeld weer opgehaald.
Aan het einde van de oorlog had zich een legeronderdeel een tijdlang verstopt onder het spoorwegviaduct in de Wibautstraat. Daar was ook een keukenwagen bij en ik zag er steeds mensen met pannen soep vandaan komen. Mijn moeder had me uitdrukkelijk verboden om daar naar toe te gaan maar ik ben er toch in geslaagd om met een pan de deur uit te komen en ook soep te krijgen. Ik heb toen verschrikkelijk op mijn donder gehad, maar de soep hebben we wel opgegeten.