Aan het einde van mijn lagere schooltijd in 1952 bedacht iemand dat ik geschikt was voor een voortgezette schoolopleiding. Dat werd de Frankendael Mulo in de Watergraafsmeer. Dat beviel zo goed, dat ik over die vier jaar vijf jaar heb gedaan. Nou, niet echt dus. Ik mocht wel op mijn eerste fiets naar school vanwege de afstand. Dat was dan een pluspunt. Alleen versleet ik nogal wat achterbanden, want piepend remmen met de terugtraprem om de meisjes te imponeren stond toen gelijk aan het stationair gas geven met een scooter nu. Vaak was er geen geld voor een nieuwe band en dan was ik een tijdje ridder te voet. Tijdens één van mijn eerste Franse lessen had ik mijn huiswerk niet geleerd en kreeg een beurt voor de klas, waarbij klasgenote Mieke mij zo goed voorzegde dat ik een voldoende kreeg en prompt verliefd werd. Het is overigens niets geworden, op wat briefjes uitwisselen en een rondje samen fietsen na.
Mijn zusje had acht jaar eerder op diezelfde school gezeten en een duidelijk naamstempel achtergelaten. Ik was dus schuldig tot het tegendeel was bewezen. Zoals te laat komen met als bewijs het afgebroken pedaal van mijn fiets. Wat ik volgens het hoofd der school als alibi had opgeraapt. Ik ben op weg naar school ook eens opgehouden door een Centurion tank. In die tijd werd er op Koninginnedag een militaire parade gehouden en daar zouden voor het eerst Centurion tanks aan deelnemen. Voordat ze de dure Van Baerlestraat aan barrels reden, werd in de goedkope Transvaalbuurt proef gereden omdat daar alle soorten wegdek bij elkaar waren. Bakstenen in de President Steynstraat, asfalt aan het Afrikanerplein en kinderhoofdjes op het Krugerplein. Dan denk je als rechtgeaarde jongeling toch niet meer aan schooltijden? De rupsbandsporen in het asfalt bleven nog vele jaren zichtbaar.