Op de Tugelaweg 80, de winkel van mijn vader Meijer Verdooner, hadden we ook een zogenaamd winkelboek. In het winkelboek werden niet alleen de bestellingen geschreven, maar ook de klanten die poften. Eens in de zoveel tijd kwamen ze dan in de winkel en om de openstaande rekeningen te voldoen. Soms liet de afrekening wel eens (voor mijn vader) te lang op zich wachten.
Meijer ging daar dan altijd op af en 99 van de 100 keer kwam hij terug met zijn geïnde centen in zijn zak. Soms gebeurde het ook wel eens met ruzie bij een klant thuis, maar daar kon Meijer goed tegen. Hoewel mijn moeder niet tegen ruzies kon, ging zij ook eens achter haar centen aan.
Zij belde aan bij die klant en nadat ze vertelde waarvoor zij kwam, kreeg mijn Jiddische memme de deur tegen haar neus aan. Huilend keerde zij weer terug op de Tugelaweg. Mijn vader ging even verhaal halen en nam een plat casino mee (daar makkes je lekker mee).
De wanbetalende klant woonde 3 hoog. Vader belde aan en de deur werd open gedaan. “Ik ben Verdooner en ik kom mijn centen halen, die ik al een paar weken geleden van u zou krijgen’, schreeuwde hij vanaf de straatdeur. Het hielp, want de vrouw des huizes vroeg heel beleefd of mijn vader boven wilde komen en smeekte of hij niet meer zo wilde schreeuwen. De buren konden het wel eens horen!!!!!