Als kind herinner ik mij de Javastraat in de jaren '50 als een drukke winkelstraat. Mijn vader had een schoenenzaak van Matto, deel uitmakend van een groot aantal Matto schoenenzaken in de stad. De Javastraat was een van de filialen waar de beste omzet gehaald werd.
In de jaren na de oorlog verdienden de arbeiders een goede boterham en werd er goed gekocht. In die tijd had je nog ‘zondagse schoenen’. De oude zondagse schoenen werden door de week afgedragen. Gedurende de oorlog was dat wel anders. Doordat mijn vader nogal eens schoenen kon ruilen tegen brood of kleding kon hij zijn kinderen, zeven stuks, zo goed en kwaad als het ging redelijk verzorgen. Aan geld had je in die tijd weinig.
Het pand, nummer 47, is voor mij nog altijd heel herkenbaar van binnen, want de indeling is weinig veranderd. De plek waar de pantoffels en de laarzen stonden, is nog gemakkelijk terug te vinden en ik zie mij ook nog de schuur overhoop halen op zoek naar een geschikte doos om een 'kijkdoos' van te maken. Er lagen wel meer dan 500 lege schoenendozen! Van tijd tot tijd kreeg het personeel de opdracht de schuur helemaal leeg te halen zodat die dan weer helemaal volgegooid kon worden.
Vroeger vond ik het een grote winkel. Het kantoortje onder de trap, die naar de bovenwoningen leidt, is nog goed terug te zien. Mijn vader zat daar strategisch opgesteld, want hij kon via de passpiegels precies zien wie er binnenkwam of wegging. Jammer dat de gebogen ruiten, die op de rondingen van de etalage zaten, nu vervangen zijn door gewoon vlak glas. De houten ronde kozijnen zitten er nog wel.
Omdat mijn vader zo lang een zaak in de Javastraat had, kenden de bewoners hem bijna allemaal en hij werd dan ook altijd met ‘meneer Matto’ aangesproken. Als ik vandaag de dag mensen tegenkom die daar hebben gewoond, kennen zij mijn vader nog altijd. Ik ben de jongste van zijn zeven kinderen en ben zelf al 64 jaar. Maar nog steeds ontmoet ik mensen die hem gekend hebben. En dat verbaast mij telkens weer!