Casper Lavino en zijn gezin hebben maar kort in Amsterdam gewoond. Zij kwamen volgens de archiefkaart in het Stadsarchief Amsterdam in november naar de Retiefstraat. Noodgedwongen want hun straat in Rotterdam waar zij woonden was tijden het bombardement vernietigd.
Maar in de gegevens die ik bij het Stadsarchief van Rotterdam vond, woonden ze per 19 mei 1940 eerst nog op de Tugelaweg 61 bij L. Tas. Het gaat hier om Levie Tas die getrouwd was met Clara Velt. Clara was de oudere zuster van de vrouw van Casper: Sara Velt.
Achtergrond
Overigens was Amsterdam niet geheel vreemd voor Casper, hij heeft als dertienjarige jongen in de Uilenburgerstraat gewoond op nummer 56. Maar een paar maanden na zijn veertiende verjaardag is hij weer naar Rotterdam gegaan. Hij lijkt te hebben ingewoond bij de weduwe Vrouwtje Komkommer. Casper was de ‘erkende zoon’ van Roosje Lavino volgens de huwelijksakte van Casper met Sara Velt. Uit het militieregister maakte ik verder nog op dat hij een tweelingbroer had, Abraham genaamd. Verder blijkt dat Casper 1 meter en 628 mm groot was, blauwe ogen, donker blond haar, een spitse kin een een rond aangezicht had.
Op het moment dat Casper en Sara trouwen op 22 maart 1899 erkennen zij het kind Filippus dat geboren was op 6 december 1897 (zie hierboven). Filippus woont niet meer thuis bij de ouders als zij noodgedwongen naar Amsterdam komen. Filippus trouwt op 13 november 1940 met Alida de Haas. Daarom staan alleen de twee dochters Reijntje, geboren op 7 december 1899 en Henriëtte, geboren op 1 juli 1902 nog ingeschreven bij de ouders. Filippus is de enige uit dit gezin dat de oorlog overleefd heeft. Op de kaarten van de Joodse Raad uit Westerbork staat de nodige informatie. Daaruit blijkt dat hij vanwege het huwelijk met de niet-joodse Alida uiteindelijk ‘ontslagen’ wordt uit Kamp Westerbork. Hij overlijdt in 1958, maar wat mij opviel is dat hij wel is begraven op een Joodse begraafplaats (Rotterdam – Joodse begraafplaats Toepad, bron: Het Stenen Archief).
Lang blijft het gezin overigens niet in de Retiefstraat wonen. Op 3 september 1941 gaan ze weer terug naar Rotterdam om te gaan wonen in de Landzichtstraat 5. In oktober een jaar later wordt het gezin ‘gearresteerd’ voor transport naar Westerbork. Allen worden kort na elkaar vermoord in Auschwitz (tussen 30 sept. en 9 nov. 1942).