Julia van Rijn, predikant bij de Protestantse Kerkgemeente Amsterdam-Oost, had geen vroege roeping. Tijdens haar studie theologie - als vrijwilligster werkte ze bij de Muiderkerk waar ze 14 jaar later predikant werd - richtte ze zich vooral op godsdienstfilosofie, pas later koos ze ervoor predikant te worden. Ze heeft gemerkt dat ze het van de gemeenschap moet hebben, in haar eentje is ze niet zo bezig met het geloof, vandaar haar grap dat ze 'na haar vakantie terugkeert als een heiden'. Het samen delen van intense momenten rond het geloof, bijvoorbeeld tijdens haar lievelingsfeest Pasen, maakt haar vrolijk. "Het mooie van het geloof is voor mij dat je er als mens mag zijn, dat je niet hoeft te verantwoorden voor je bestaan."
In haar dagelijks leven bidt ze bij het avondeten en start ze de dag met een psalm lezen, "maar verder kan je alleen aan mijn boekenkast zien dat ik predikant ben." De Bijbel is voor haar een bron van verhalen, vaak vol prachtige poëtische beeldtaal, maar niet van moraal. "Mensen bedenken samen een moraal, veel regels uit de Bijbel passen bij die tijd; Jezus heeft bijvoorbeeld nooit wat over milieuvervuiling gezegd." Haar verwachtingen over het hiernamaals zijn niet vast omschreven: "ik laat me graag verrassen, ik ga er vanuit dat ik geborgen zal zijn bij God, maar of ik dat bewust zal merken weet ik niet. De hoop dat je dan je gestorven geliefden zult terug zien, is voor mij ook een beeld van geborgenheid." Hoewel ze het niet echt pelgrimeren noemt, heeft Julia van Rijn wel Jeruzalem, Rome en Santiago de Compostella bezocht, de persoonlijke ontroering voelde ze echter op de Areopagus, een heuvel in Athene waar Paulus met de wijsgeren van zijn tijd sprak "want voor mij is geloven niet alleen emotioneel, je moet er goed over nadenken, geloven is ook best lastig."