Het moet een zware tijd voor Cato zijn geweest. Een baby van een paar maanden oud, geen eigen woning en nauwelijks mogelijkheden om ‘er te zijn voor het kind’. Desondanks was men bij de ‘bevoegde instanties’ er blijkbaar van overtuigd dat men haar naar beste weten geholpen heeft. Cato moet het nu verder zelf maar ‘doen’. In het dossier staat het volgende: ‘de vrouw aangezegd zoo spoedig mogelijk andere maatregelen ten opzichte van de verzorging van haar kind te vervullen. S.Z. (Sociale Zaken) zorgt uiterlijk tot 5 mei 1942’. Kort daarna gaat Jacob naar een ander adres (zie verder).
Dat Cato het zwaar heeft blijkt uit een politiebericht van de nacht van 7 op 8 december 1942. Omwonenden van het pand in de Den Texstrata bellen namelijk de politie met de mededeling dat de dienstbode van mevrouw Smit krankzinnig zou zijn geworden. Het blijkt te gaan om Cato Zilverberg, de inwonende dienstbode. Ik citeer: “Dit meisje ging in die woning als een waanzinnige te keer, gooide voorwerpen op straat en trok de verduistering van voor de ramen vandaan”. Cato wordt onder begeleiding van twee politiemensen naar het politiebureau (nr. 25) op de Stadhouderskade overgebracht. Er wordt een arts van de G.G. geraadpleegd. Het gaat om dokter Van der Meer van de G.G. Achtergracht. Maar hij oordeelde dat een opname niet nodig was en dat Cato geheel en al verantwoordelijk voor haar daden kan worden gesteld. Nadat Cato enigszins gekalmeerd en tot rust was gekomen, wordt zij door een politieman naar de Den Texstraat gebracht. Mevr. Smit zal zich met de Joodse Raad in verbinding stellen.
Daarna is het ‘even stil’, tot ze op 8 april 1943 aankomt in Kamp Westerbork. Vijf dagen later gaat zij op transport naar Sobibor alwaar ze op 16 april 1943 wordt vermoord. Op haar kaart staat alleen nog dat zij alleenstaand / ongehuwd was, geen enkel verwijzing naar haar kind! Maar wat is er nu met de zoon van Cato is gebeurd. Haar zoon Jacob heeft de oorlog overleefd. Op 20 mei 1942 wordt Jacob opgenomen in Huize Annette in de Alberdingk Thijmstraat. Zou Cato dit geweten hebben? Hij verblijft daar (ondergedoken?) tot 21 september 1946. Dan gaat hij naar het mijns inziens toch wel erg cynische adres: Doodweg 4 te Laren. Via de Arolsen Archives vond ik de kaart waarop staat dat Jacob is ondergebracht bij De Berg – Stichting te Laren.
Via Delpher vond ik nog twee verwijzingen naar een J. Zilverberg. De eerste keer gaat het om ‘Jaakje’, de tweede keer om ‘Jacques’. Zo is het Jacques die in 1947 zes jaar wordt!
NAAR: VERHAAL 1