Uitgaande van haar archiefkaart en uitgaande van de woningkaart van Sarphatistraat 79 bhs is zij daarna enige tijd terug gegaan naar haar geboorteplaats Emmen (Veenoord). Daarna heeft ze nog ongeveer vier maanden gewerkt bij een familie Spangenthal in de Okeghemstraat 6. Dit adres is niet genoteerd op haar archiefkaart en ook in de woningkaart is haar naam niet meer terug te vinden. Dit adres wordt echter wel genoemd in haar dossier, maar dat komt omdat zij hier niet inwonend was. Hugo Spangenthal was procuratiehouder, zijn vrouw en twee nog thuis wonende kinderen hebben de oorlog overleefd.
Zwangerschap en geboorte
Vanwege haar zwangerschap (‘omdat zij gravida was’ schrijft de Directeur voor Sociale Zaken) werd ze op 16 september 1941 ontslagen bij het gezin van Hugo Spangenthal. Twee maanden later wordt haar kind geboren. Voor alle duidelijkheid, Cato was al zwanger toen ze daar in mei kwam te werken. Cato woonde in deze periode overigens op de Tugelaweg, op nummer 65 twee hoog. Zij woonde daar in bij het gezin Lessing. Volgens haar archiefkaart woonde (stond ingeschreven) Cato daar van 14 mei 1941 tot 11 december 1941. Haar kind, een zoon met de naam Jacob, wordt geboren op 12 november 1941.
Van het genoemde gezin Spangenthal heeft de vader Hugo de oorlog niet overleefd, de andere gezinsleden wel (zij waren gedeporteerd naar Theresienstadt). Zij gaan wonen Waldeck Pyrmontlaan 20 (waar eens J.M. Lob woonde! https://geheugenvancentrum.amsterdam/nl/page/3448/jacobus-lob-na-de-distel-79-verhuizing-en-het-onderwijs ). Hugo Spangenthal was behalve procuratiehouder ook nog ‘secretaris van de Bewaarschool voor Isr. Minvermogenden’ in de Rapenburgerstraat.
Naar Zwolle?
Uit het verslag van Het Bureau blijkt dat ze na het ontslag ook nog enige tijd bij familie in Zwolle heeft gelogeerd. Mogelijk hoopte ze daar met enige welwillendheid te worden ontvangen als ongehuwde vrouw met een kind. Maar: “Omdat men haar niet kon houden, kwam zij weer naar Amsterdam en kwam terecht in het nachtasyl van HvO (Hulp voor Onbehuisden). Omdat zij geen spaargeld bezat (zij zou haar ouders afwisselend hebben gesteund) kwam zij voor opname in tehuis “Annette” niet in aanmerking. Tehuis Annette neemt alleen meisjes die minstens een bedrag van zestig gulden bezitten.” Over dit tehuis meer in het hierna volgende verhaal (5).
De familie in het oosten van het land kon haar inderdaad geen huisvesting verlenen, dat schrijft de directeur voor Sociale Zaken later. Haar familie in Zwolle en Emmen was armlastig. Om na te gaan of de familie in Emmen kon steunen is er onderzoek gedaan door de heer W. Frieling, armvoogd – boekhouder te Nieuw – Amsterdam. Hij schrijft dat de vader van Cato niet kan steunen. Vader Jacob Zilverberg is ziekelijk en wordt door zijn zoons Louis (25 jaar) en Levie (16 jaar) onderhouden. Vader Jacob geeft aan haar echt niet te kunnen steunen, hij zou het als vader graag doen, maar hij heeft zelf ook onderstand (f. 11,- per week).
NAAR: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 5