Vanaf haar zevende mocht zij zelfstandig met haar vriendinnetjes in de buurt spelen. De meesten zaten bij haar op de Linnaeusschool. Haar opa en oma woonden tegenover de school in de Tweede Oosterparkstraat. Oma zwaaide iedere ochtend door het hoge raam de klas in. Zij werd door juffrouw Lagaay op de vingers getikt, het zou de kinderen afleiden.
De favoriete speel- en verzamelplek was het Kastanjeplein. “Ik hoefde maar een paar rustige straatjes over te steken om er te komen.” Het plein bestond uit verschillende blokjes, waar de weg tussendoor liep. Bij de Bonifatiuskerk voetbalde de jongens en de meisjes waren meestal bij de klimrekken en de zandbak.
“Je sloeg één knie over de rekstok, sloeg beide armen om die knie en draaide zoveel mogelijk rondjes. Wel zorgde je voor een vestje onder de knie, anders had je geen velletje meer over.” De kastanjebomen werden gebruikt voor ‘boompje verwisselen’. Er werd gekletst en gespeeld, gepest en gevochten.
De favoriete speel- en verzamelplek was het Kastanjeplein. “Ik hoefde maar een paar rustige straatjes over te steken om er te komen.” Het plein bestond uit verschillende blokjes, waar de weg tussendoor liep. Bij de Bonifatiuskerk voetbalde de jongens en de meisjes waren meestal bij de klimrekken en de zandbak.
“Je sloeg één knie over de rekstok, sloeg beide armen om die knie en draaide zoveel mogelijk rondjes. Wel zorgde je voor een vestje onder de knie, anders had je geen velletje meer over.” De kastanjebomen werden gebruikt voor ‘boompje verwisselen’. Er werd gekletst en gespeeld, gepest en gevochten.
De familie Herooms met twee dochters, een tweeling, woonde aan het plein. Vader had om de hoek een fietsenwinkel. Dhr. Severijn was de groenteboer die ook ijsjes verkocht. Hij was behulpzaam, ook naar de eerste Turkse gastarbeiders. “ De groenteboer sprak luid en verfrommeld Nederlands en met veel handgebaren tegen diegene die de taal niet spraken.” “Jij, lekker appeltje, mmmm?”. Op de andere hoek zat een slagerij. Het was een levendige buurt, iedereen kende elkaar.
Anneke bracht heel wat uren door op zowel het pleintje als in in de buurt. Als de straatlantarens aangingen moest zij weer richting huis om voor het donker binnen te zijn. “Nu zouden we ‘hangjongeren’ genoemd worden, maar in 1970 was het normaal en niet negatief.”