Als Hijman de politiek in gaat heeft hij niet alleen met aardige partijgenoten van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) te maken. Zonder er al te veel op in te gaan, er is in de jaren twintig (en later) niet echt sprake van een linkse eenheid.
Hijman krijgt het flink voor zijn kiezen als hij een bepaalde uitspraak doet.
In De Tribune wordt hij flink aangevallen. Hijman zit dan nog niet in de Gemeenteraad.
Een ‘allerongelukkigste uitlating’ noemt de krant het. Wat Hijman precies heeft gezegd is niet helemaal duidelijk. Hij is op dat moment redacteur van “Het Transportbedrijf”.
Hijman maakt volgens de krant: “wel eens versies en het geklinkklank van woorden streelt zijn ooren. Pirement-dalvers! een pracht scheldwoord voor het neergetrapte uitgebuite havenproletariaat, daar kunnen zijn bazen op 't Scheepvaarthuis meteen van gnuiven! Wat een kans om zijn kleffe, kleinburgerlijke haat tegen „het tuig van de straat" eens lekker in ‘Het Volk’ literairderig uit te siepelen.”
Ik heb niet kunnen achterhalen wat er zich precies heeft afgespeeld. Maar De Tribune zet hem in dit artikel van 10 maart 1922 weg als ‘saboteur van het eenheidsfront’.
De andere kritische benadering is van een heel andere orde. De Tribune beschuldigt Hijman in een artikel van 10 maart 1925 van ‘corruptie’. Hijman is lid van de Gemeenteraad van Amsterdam. Opvallend is dat een commissie uit de Gemeenteraad met de grootst mogelijk meerderheid (14 tegen 1) corruptie of verstrengeling van belangen niet bewezen acht. De Tribune kiest er echter voor om achter de kleinst mogelijke minderheid te gaan staan, namelijk het eigen partijlid (Lisser). De krant is van mening dat Overst te ver is gegaan in zijn contact met het transportbedrijf Puls (en waar kennen we die ook alweer van).
Aanvulling F.S.
Lisser komt ook in andere verhalen voor. Hij is terug te vinden in het verhaal: Over het stallen van fietsen in de woning.
Overzicht verhalen over Hijman Overst