In mijn kindertijd gingen we op zondagen vaak met de hele familie naar het Kinselermeer. Lekker zwemmen en luieren, picknicken, een kaartje leggen en dat soort dingen. Wij hadden buren die hetzelfde deden. Alleen gingen die met z’n allen in één bakfiets, moeder met de kinderen en alle spullen. En die vader maar trappen! Dat was bovendien ook nog zo’n schriel mannetje. Vertrok die vaak al ‘s ochtends om 6 uur, en als wij dan om 9 uur ook die kant opgingen op de fiets, dan kwamen we ze onderweg nog vaak tegen. Eigenlijk ook wel een beetje zielig.
Sloten op de fiets bestonden in die tijd trouwens nog niet. Daardoor werden wel veel fietsen gepikt. Maar meestal stond je fiets dan wel ergens in de buurt, en vond je hem wel weer terug. Vaak namen de mensen hun fiets ‘s avonds ook wel mee naar boven. Een enorm gesleep was dat. Of ze zetten hun fietsen schuin op de trap in het trappenhuis. Maar dan kreeg je weer commentaar van je buren of van de huurbaas. Met kinderwagens werd ook flink gesleept. Als je twee of drie hoog woonde, dan had je mooi pech. Want beneden was nergens ruimte om een kinderwagen neer te zetten. Die moest je dus elke keer mee naar beneden en weer mee naar boven slepen.