Als kind moest ik al gaan werken in de huishouding bij een mevrouw in de Corpernicusstraat. Mijn moeder had een schort gerepareerd door er een stukje op te zetten. Nou, dat beviel die dame maar niets. Of mijn moeder niet voor een nieuwe schort kon zorgen. Ja, alsof we daar soms geld voor hadden? En mijn pantoffels waren ook niet goed. Daar kon haar parketvloer niet zo goed tegen. Ja, dat soort kapsones. Nou, je snapt al dat ik niet wist hoe snel ik daar vandaan moest zien te komen. Maar dat wilde niet zo heel erg goed lukken. Op het moment dat ik de benen wilde nemen, kwam de grootmoeder uit bed, en toen die zich ging baden kwam de mevrouw zelf weer terug omdat ze iets vergeten was. Al die tijd zat ik te broeden op een vluchtpoging, en toen ik uiteindelijk mijn kans schoon zag, heb ik gerend voor mijn leven. Vijf minuten deed ik erover, van de Copernicusstraat naar de Javastraat. Een stuk waar je normaal een half uur over doet. En ik weet nog goed dat het op 18 maart was, de dag van mijn vaders verjaardag. En die vrouw die kwam achter me aan, maar mijn moeder nam het voor me op. En dat geld voor die dag, daar kon je naar fluiten. Maar dat was uiteindelijk nog het minst erge. Ik was al lang blij dat ik niet meer naar dat mens terug hoefde.
Broeden op een vluchtpoging
Toen ik eindelijk mijn kans zag, heb ik gevlucht voor mijn leven.
1165 keer bekeken