Op zondagavond kwam Ome Toon, de ijsman, in de straat. Aan de kleur van zijn gezicht kon je zien waar de winst bleef, maar zijn ijs was heerlijk. Zodra hij met z'n kar de straat in liep, begonnen de kinderen te roepen naar hun moeders in de hoop dat ze geld voor een ijsje uit raam gooiden, want met heen en weer lopen kon je te laat zijn. Het roepen ging over in schreeuwen als Ome Toon aanstalten maakte om verder te gaan. Alle kelen werkten dan op volle sterkte. Wie niet likte, schreeuwde. Zodra de lampen aangingen moesten de kinderen 'naar boven'. Met elk verdwijnend kind werd de straat stiller, waardoor een heel ander geluid hoorbaar werd. Gitaarmuziek. Een paar huizen verder woonde een moeder met haar zoon en die zoon speelde gitaar. Dat klonk best wel mooi en ik was niet de enige die dat vond, al zei de naam Jan Akkerman mij toen nog niets. Als het helemaal donker was, hield ook de gitaarmuziek op. Het laatste geluid veroorzaakte een rilling bij mijn moeder: "Berlinerbol, berlinerbol, berlinerbol, bol, bol." Een witte bakfiets, met een glazen bak en een man en een vrouw. Die vrouw was volgens mijn moeder heel vies en de toon waarop ze dat zei, in combinatie met haar gezichtsuitdrukking, gaf geen enkel ruimte voor iets schoons. Wat uit die kar kwam moest op z'n minst bewegend vies zijn. En dan werd het echt stil. De Tweede Van Swindenstraat sliep, de Dapperbuurt sliep, ja, heel Amsterdam Oost lag in diepe rust. En soms nog een goederentrein, waarvan je op gehoor de wagens probeerde te tellen, maar waarvan je de laatste wagen dan meestal niet meer hoorde.
Zondagavond
Het laatste geluid van de avond veroorzaakte een rilling bij mijn moeder.
6187 keer bekeken