Ik ben ondergedoken op 15 juli 1942. Pas veel later kwam ik tot de ontdekking dat dit de dag was, waarop het eerste transport uit Westerbork naar Auschwitz was vertrokken. Mijn eerste twee adressen waren niet ver van mijn ouderlijke woning in de Spitskopstraat. Ik heb het dan over de Smitstraat, waar ook de lagere school (de Transvaalschool) stond waar ik op was geweest. De hoofdonderwijzer van die school (Jan Coenraad Holtzappel) was heel toevallig op de ochtend dat ik onderdook bij mijn ouders op bezoek. Terwijl Jan Coenraad beslist geen doetje was, brak hij in snikken uit toen hij hoorde wat ik van plan was. Een nu onvoorstelbare situatie.
Meester Holtzappel, of Holtzie zoals wij hem als leerling noemden, was een leraar waar wij als kinderen enorm veel respect voor hadden. Wij beefden voor hem als hij langs de huizen van de Smitstraat sloop om ons te verrassen bij het verboden voetballen op het Transvaalplein. Hij was ook fel tegen op het knikkeren in de gang van de school. Als hij de knikkers te pakken kreeg, stampte hij ze aan gruzelementen.
Hij dwong ook respect af door zijn uiterlijk. Hij zag eruit als Michiel de Ruyter, met dezelfde snor en sik. Hij zag er niet alleen uit als een personage uit de vaderlandse geschiedenis, hij was de vaderlandse geschiedenis. Geschiedenisles gaf hij niet echt, hij voerde het op. Met en door hem beleefden we de Inquisitie en waren we ooggetuige van de verovering van Den Briel door de Watergeuzen.
Na zijn pensionering bleef hij de Smitstraat trouw, regelmatig ging hij op bezoek bij de hoofdonderwijzeres van meisjesschool die naast de Transvaalschool zat (de Oranje-Vrijstaatschool). Als hij te vroeg was voor zijn ontmoeting kwam hij regelmatig met mijn vader een praatje maken in zijn werkplaats in de Spitskopstraat. Zo ook op die 15e juli 1942!