De witte was was vroeger witter. Daar kon ik van genieten, als op maandag de witte wassen buiten hingen. De was werd in de bleek gezet en in de soda op het gas. Wij boenden de was op een wasbord met groene zeep. Daarna werd er gespoeld met blauwselwater. En dan had je nog goed dat je stijven moest. Wat is er nu nog? De mensen mopperen, zijn al moe als ze opstaan. Wij moesten vegen en ik lapte elke week de ramen. Wat ik ook mis zijn de bakkers. Vroeger stond je soms in de rij voor brood, dat zo uit de oven kwam. Het was dan nog warm. Dat brood was niet te vergelijken met het brood van nu. Kun je nu nog één bakker aanwijzen die lekker brood verkoopt? Het is hier een echte arbeidersbuurt geweest. De mensen hielpen elkaar. De ene week deed de één de trap, de andere week de ander. Dat was geen enkel probleem. Als een vrouw ging bevallen, dat gebeurde thuis, dan gingen de andere kinderen naar de buren. Tegenwoordig is alles anders. Verleden jaar had ik mijn knieschijf gebroken en liep ik met krukken. Mijn buren deden de trap nóóit. Om acht uur ‘s avond kwamen ze vragen of ze een boodschap voor me mee konden nemen, maar dat is natuurlijk veel te laat. De hele dag hoor je hier niets en zie je niets. Eigenlijk vind ik er niks meer aan.
Witte was
De witte was was vroeger witter. Daar kon ik van genieten, als op maandag de witte wassen buiten hingen.
10260 keer bekeken