Mijn moeder vroeg mijn broer om een kip te halen. Hij komt terug met een zak en gooit hem neer. Er vloog een kip uit en hij vroeg "Is deze goed?" Ik weet niet meer of we die kip hebben opgegeten. Toen liepen er nog kippen en hanen in de binnentuin…
Aan de overkant was een groot grasveld, waar de buurjongen mollen ving en wij in de winter sneeuwpoppen maakten. Daarachter was het zwarte weggetje en daaraan lag het Jodenmanussie, een mooi kerkhof, waar de stenen een rommeltje waren. We liepen via het kerkhof, of via de dijk naar het vijfcentenbadje. Er stonden prachtige meidoorns op het kerkhof en het rook er heerlijk. Later stonden we vaak op het kerkhof te kletsen, het was een soort hangplek.
In de Soembawastraat waren toen veel winkels. Je had Poel Honkoop — sigarenwinkel, met telefooncel!, Flippie — fietsenmaker/-stalling, Van Vuuren — melkwinkel, Postma — herenkapper, Van der Aa — schoenmaker, Mulder — drogist, Willem Kreuger — ijswinkel, Van Praag — kleermaker, Siem en Arie — groentewinkel, Veenboer — slager, Oud — bakker, en dat alles op een steenworp afstand. De melkboer, de bakker, ze brachten de spullen naar boven of haalden het op.
Door de buurt kwam een schillenboer (met paard en wagen), een man met hoedendozen, die in een doos riep om beter gehoord te worden(of hij er ooit een verkocht weet ik niet), een voddenman, zuurman en nog veel meer. Ook kwamen er muzikanten door de straat en dan dansten we op de stoeprand.
Kippen op de Kramatweg
Het kerkhof was toen ons hangplek. We stonden er vaak te kletsen.
12185 keer bekeken