Als de mogelijkheid aanwezig was konden mijn broers, zusters en ik zich lekker wassen in het Badhuis op het Javaplein. Maar meestal moesten we ons wassen in de keuken. Dan werd een ketel water opgezet, werd heet water in een teil gegoten en gemengd met koud, de keukendeur klem gezet en poedelen maar. Ik kon mijn zusters pesten door aan de deur te rammelen of via de slaapkamer naar de waranda te gaan en op het keukenraam tikken. Er waren toen natuurlijk nog geen combiketels, gasgeizers, telefoons, TVs of wasmachines. Kledingwassen deden we in een teil met een wasbord, de handen van onze moeders gingen kapot of kregen reuma. We hadden een kolenkachel en een bende kolen in het kolenhok. Het was een ‘wonder’ toen de gaskachels in de handel kwamen. De woningen naast ons op Preangerstraat nummer 6 waren onbewoonbaar verklaard en veel vloerdelen en trapdelen zijn in onze kachel terechtgekomen.
Wij speelden in dat lege huis en er is wel eens iemand naar beneden gevallen. Muizen en ratten waren er genoeg, die natuurlijk ook in ons huis en bij anderen kwamen. Mijn broers vingen dan een rat en gooiden hem in een emmer water en dan maar kijken hoelang de rat het vol zou houden. Lieverdjes waren de jeugdigen toen ook al niet. Zo schoten mijn broers ook met een windbuks lodenkogeltjes in de appels van de appelboom van de buren, ik geloof de familie Eggers, vaak net zolang tot de appel op de grond viel.
Wassen en apparaten
De woningen naast ons waren onbewoonbaar. Veel vloerdelen en trapdelen verdwenen in onze kachel.
2958 keer bekeken