Ik herinner mij ijs op het Merwedekanaal. Toen was er zelfs nog wel eens ijs op de Noordzee en daar kon je ook een klein stukje op lopen. In 2004 is het een gekke gedachte, een bevroren Niewe Diep, auto's op het ijs, koek en sopie, schaatsbanen uitgezet, ijsvrij, weken grote pakken sneeuw. Het gebeurde ook dat je door de strenge vorst op straat kon schaatsen. Als het sneeuwde gingen we met de slee het talud van de Ringdijk af. Mijn vader, een echte Fries, schaatste op sokken. Dat was voor de Amsterdammers een raar gezicht. Wij schaatsten op friese-doorlopers, vastgebonden met veters die regelmatig knapten. Wat een ellende, achteraf bezien. We maakten dan een menselijke schaatsende slinger en schaatsten keihard met die hele sliert achter je aan. Dan maakte de voorste schaatser een korte bocht, naar links of rechts en de laatsten van de sliert kregen dan zo'n vaart dat zij moesten loslaten. Ze werden letterlijk gelanceerd. Dat leidde vaak tot (bijna) ongelukken. Je moest een goede schaatser zijn om met die snelheid andere schaatsers, sleerijders, glijbaantje gebruikers en mensen bij de koek en sopietent te ontwijken.
Op de Polderweg kwamen toendertijd het Circus en de kermissen. Ik heb de beste herinneringen aan het ‘motor stijlewand rijden’. Dat waren 1 en daarna 2 motorrijders die rondjes reden in een, zeg maar, ‘grote houten ton’, een piste met een verticale wand. Door de snelheid van de motoren bleven die dan als het ware aan de wand kleven: middelpunt-vliedendekracht wist ik dan.
De schaatsslinger
Je moest een goede schaatser zijn om met die snelheid andere schaatsers te ontwijken.
1645 keer bekeken