Het gaat hem duidelijk aan ’t hart. Ton Bartels (1950) ziet de strijd van kleine ondernemers tegen het grootwinkelbedrijf als verloren.
Slagerij Bartels is nog de enige overgebleven slagerij in de buurt van het vroegere abattoir in Oost. In de Niasstraat, een zijstraat van de Molukkenstraat in Amsterdam-Oost, op nummer 5, heeft altijd een slager gezeten. Van 1924 tot 1938 slager Hinke, daarna Bartels senior en vanaf 1980 zijn zoon Ton. Eerst was hij een van de vele slagers dichtbij de veemarkt en het slachthuis. Maar dat veranderde toen het abattoir in 1984 werd gesloten. Er veranderde meer. Bartels: “Vroeger zaten er om de hoek lagere scholen. Toen verkochten we wel 100 tot 150 kroketten tussen de middag, aan de moeders. Er stonden lange rijen voor de deur. We hebben een periode gehad van alleen maar buitenlanders, vanaf 1985. Nu is het publiek weer aan het veranderen, omdat appartementen verkocht worden.”
Ook het koopgedrag is veranderd. “Mensen nemen geen kilo vlees meer, maar één of twee karbonaadjes en kant-en-klaarmaaltijden.” Daar speelt Bartels op in. Naast de favoriete, rijk gevarieerde en zelf gebraden vleeswaren, verkoopt hij: ‘gewoon’ goed vlees, kant-en-klaarmaaltijden zoals lof of andijvie met aardappelen, bami en ’s winters stamppotten.
Verder verzorgt hij bedrijfslunches compleet met melk en fruit en verkoopt hij veel belegde broodjes. “Ook met hagelslag en pindakaas”, roept Tineke, een van de twee dames achter de toonbank. De rollen zijn hier duidelijk gescheiden. De dames helpen de klanten. En: “Ton is de vrolijke noot achter het blok”, zegt Tineke. De sfeer is gemoedelijk. “Klanten komen voor extra aandacht; het ‘volkse’ heb je hier nog, een praatje, lachen...; je deelt de goede en de slechte dingen.”
Bartels: “ik blijf hier nog effe. Ik heb eerdaags m’n AOW, maar de zaak gaat door.”