Wij hadden het niet breed. Mijn vader werkte bij de gemeente. Hij had vast werk en daarom konden wij geen gebruik maken van de gaarkeuken. Het klinkt misschien gek, maar als ik dan langs die gaarkeuken kwam, dan wenste ik dat mijn vader ook zonder baan zou zitten. Zo lekker rook het daar. Zeker als je honger had. Over het algemeen was dat eten in die gaarkeuken toch van zeer goede kwaliteit.
De oorlog en de crisis waren wat dat betreft een heel nare tijd. Wij woonden boven een bakker en mijn moeder heeft haar hele linnenkast naar die man toe gebracht, want wij moesten toch eten. En dan zat die bakker met z’n vrouw op zondag gewoon in de kerk. Kijk, dat vonden wij nu het toppunt van schijnheiligheid. Maar wat dat betreft was het inderdaad ook een enorm spannende tijd. Die onderlinge solidariteit. Geweldig was dat. Na de oorlog was dat heel snel verdwenen.
Gaarkeuken
Dan wenste ik dat mijn vader zonder baan zou zitten.
3001 keer bekeken