Â
Â
Jaar 1988 – 1989
We wonen in Amsterdam Oost
Mijn man werkt in een fabriek en heeft nachtdienst.
Onze buurman had een auto en werkte daar ook. Samen met de auto gingen ze.
Â
Â
Op een ochtend heb ik ontbijt klaargemaakt en wachtte op de komst van mijn man.
Intussen ben ik de vuilnis buiten gaan zetten. Plotseling hoorde ik de portiekdeur dichtgaan. Hij heeft mij niet opgemerkt, dacht ik. Ik ging terug naar binnen en deed de deur van mijn huis dicht, maar niet op slot. Laat ik een grap uithalen, ik sloot me op in mijn kamer.
Â
Â
De deur van ons huis ging open en ik hoorde veel geluid en alle kamers werden bezocht. Het klonk verdacht.
‘Wat ben je aan het doen’ riep ik tegen mijn man en tegelijkertijd kwam ik mijn kamer uit en zag een dief in ons huis! Hij nam mijn portemonnee en rozet mee.
Ik gaf hem een heerlijke pak slaag.
Hij ontsnapte. Ik holde hem achterna de trappen af.
Hij verliet de portiekdeur.
Mijn man en buurman kwamen net aan.
Wat is er gebeurd?’ vroegen zij. Een dief! Ze rende hem ook achterna. Tevergeefs de dief stapte een auto in en vertrok met de noorderzon.
Â
Â