In mijn studietijd woonde ik in een huis in de Burmanstraat, bij de Weesperzijde. Het was een grappig oud huis in een mooie straat met voortuinen. Vroeger was het een huis voor mensen met bedienden. Er liep een extra trap, parallel aan de gewone trap, van de benedenverdieping naar de zolderverdieping, waar die bedienden waarschijnlijk sliepen. Ik woonde daar heel gezellig. Mijn nicht woonde ook in dat huis en ook een andere studente. We aten vaak met grote groepen mensen. Op een dag besloten wij een straatfeest te organiseren.
Wij kenden al een aantal van onze buren en toen het idee van een straatfeest eenmaal geboren was, zijn we twee aan twee bij mensen langsgegaan om te vragen of ze mee wilden doen. We hebben een vergunning aangevraagd bij de gemeente, zodat de straat autovrij kon zijn op de dag van het feest. De zoons van de glazenwasser hebben de organisatie van de muziek op zich genomen. Zij regelden boxen en een muziekinstallatie. Voor de kinderen was er een straattekenwedstrijd en een playbackwedstrijd. Verder kon je ballengooien en touwtrekken. Sommige mensen hadden speciaal lekker eten gemaakt en anderen kwamen spontaan eten brengen. We hebben ook disco gedanst op straat.
Het groepje dat het straatfeest organiseerde, vooral studenten en andere jongeren, heeft na het feest nog een tijdlang over en weer bij elkaar ‘Risk’ gespeeld. Wij waren trots op onze straat, omdat het een mooie straat was met sfeer.