Omdat mijn vader na 1945 niet meer aan de slag kon blijven als zetbaas besloot hij als zelfstandig bakker verder te gaan. Probleem was dat mijn vader geen cent te makken had. Toch heeft hij het voor elkaar gekregen, met nul komma nul eigen kapitaal. Daar heb ik dus nog steeds groot respect voor. Ik heb diezelfde eigenschap! Ook al heb je nul komma nul centen en alleen maar schulden. Gewoon je schouders eronder en er voor gaan. Het was hard sappelen, hij is er misschien niet rijk mee geworden maar wel gelukkig. Het was keihard werken, niet zes maar zeven dagen per week.
Het pand dat mijn vader kocht was de Tugelaweg 80-82. Voor de oorlog was het een slagerij geweest. Na de oorlog was er van dat pand niet veel meer over. Het was helemaal gestript. Alles wat van hout was, was tijdens de late oorlogsjaren uit de leegstaande huizen gesloopt. Niet alleen de deuren, maar ook de vloer was verdwenen.
Hij heeft het herstel helemaal alleen moeten doen en bekostigen. Hij kreeg geen enkele hulp of steun van de Gemeente. Ook het materiaal van de bakkerij (dat hij had laten onderduiken in 1943) was hij kwijt. Het was ook eigenlijk van Bakker Willem Pront. De broer van Willem Pront was de erfgenaam.
Mijn vader was een echte broodbakker. Aanvankelijk kreeg hij niet het keurmerk Onder Rabbinaal Toezicht (O.R.T.). Daarom kon mijn vader ook de winkel op zaterdag open houden. Dat heeft geduurd tot ergens eind jaren vijftig. Toen was de winkel behalve een broodbakkerij ook een banketbakkerij geworden. Het keurmerk O.R.T. betekende wel dat we vanaf dat moment op zaterdag dicht waren als winkel.