In een reactie die Han Ockhuijsen schreef op het verhaal Tussen de rook wordt 'de zeepkoning van de Dapperbuurt' vermeld. George Andriessen en zijn broer herkenden hier hun vader in. George vertelt hier het verhaal van zijn vader
Arie Versewarie
Ook bekend als de zeepkoning
"Mijn vader was een man van 12 ambachten en 13 ongelukken. Geboren in 1907 begon het er al mee dat hij een opleiding kreeg tot wagenmaker, maker van houten wagens wel te verstaan. Dat vak was eigenlijk al overbodig toen hij zijn gezellen tijd had afgerond.
Via de werkverschaffing kwam hij bij de Heidemaatschappij terecht waar hij op de Veluwe grondwerk verrichtte. Dat betekende dat hij door de week in in een arbeiderskamp was ondergebracht en alleen in het weekend thuis kwam. Thuis was de Indische buurt, waar mijn vader vermoedelijk vanaf 1928 kwam te wonen na zijn huwelijk. Toen ik werd geboren woonden ze in de Kraaipanstraat, later kwamen er verhuizingen naar de Makassarstraat en de Benkoelenstraat. In de Benkoelenstraat had mijn vader altijd ruzie met de buren over de konijnen die hij hield, voor eigen consumptie, het was wel oorlogstijd. Hij was een kleine man - afgekeurd voor militaire dienst vanwege geringe lengte - maar een fel kereltje; hij veegde de vloer aan met drie buren tegelijk toen het knokken werd.
Nadat Nederland bezet werd door de Duitsers werd de Heidemaatschappij ontbonden. Mijn vader ging werken bij boeren met wie hij had kennisgemaakt op de Veluwe. Het maakte mijn vader niet uit wat hij deed, als hij zijn brood maar kon verdienen en omdat er 'landarbeider' op zijn Aussweiss stond, hoefde hij ook niet via de Arbeitseinsatz naar Duitsland. In 1942 kon hij via een bakker staven zeep verkrijgen. Vanaf dat moment is hij in de zeephandel gegaan. Je kon in die tijd nauwelijks meer echte zeep kopen, er werd een nepzeep gemaakt van zand,klei en lucht,prompt "luchtzeep" genoemd.
In 1943 verhuisde mijn vader naar de van Swindendwarsstraat 1, waar hij het hele pand huurde en in het benedenhuis een zeepmakerij begon. Dat maakte hij zelf van palmolie en natriumloog, in grote ketels opgekookt. Die natriumloog kon hij via een chemicus - mijnheer Legger - verkrijgen en de palmolie jatte hij van de Duitsers. Op het rangeerterrein Rietlanden stonden namelijk goederenwagons waar ook tanks met palmolie mee werden vervoerd. Met hulp van rangeerders- die hadden een ondergronds systeem waardoor ze onder de treinen konden komen - werden die tanks half leeg getapt en de olie vervoerd naar een klein fabriekje in de Csaar Peterstraat. Misschien was die fabriek wel van mijnheer Legger, dat weet ik niet meer.
Wij kinderen moesten de zeep inpakken in papiertjes en mijn vader ging ermee op de Dappermarkt staan. Die zeep is ook vaak geruild tegen etenswaar bij de boeren die mijn vader kende op de Veluwe.
Na de oorlog bracht Unilever de zeepproductie weer op gang en begon mijn vader een winkeltje in luxe zeepjes en schoonmaakartikelen. Dat heeft niet lang geduurd want mijn vader heeft tegenover de Belastingdienst erg opgeschept over zijn inkomsten, hij kreeg vervolgens een heel hoge belastingaanslag en ging failliet. Van 1948 tot 1951 heeft hij in de haven gewerkt en daarna in een fabriek van zoetstoffen op Rapenburg. Omstreeks 1953 kon hij via een kennis die in een slachthuis werkte slachtafval verkrijgen zoals pens,lebmaag,boekmaag en long. Hij kocht een bakfiets met motor en ventte in diverse wijken in Oost,Zuid en Noord zijn 'verse waar' uit.
Zijn uitroep werd "Arie versewarie" en zo was hij in die tijd een bekend straatfiguur. En dat terwijl hij helemaal geen Arie heette, maar Ko. Tot aan zijn pensioen heeft hij dat gedaan."
1749 keer bekeken