Voordat ik in de Von Zesenstraat kwam, woonde ik in Hilversum. Ik had dus een andere tongval dan de andere kinderen in de straat. In het begin viel behoorlijk op. Mijn eerste kennismaking met de kinderen in de straat was mijn gevecht met Gerrit. In Hilversum was ik haantje de voorste, maar hier moest ik mijn meerdere erkennen in Gerrit. Het gezag was gevestigd. Ik heb me snel aangepast, de tongval is behoorlijk Amsterdams geworden en is nu nog onderdeel van mijn taalgebruik. Ik heb uiteindelijk veel kinderen leren kennen in de straat: Rinus de Waal de naaste buur, de tweelingbroertjes Kreuger schuin tegenover ons, Erna Droog en Annie recht tegenover ons, Michel om de hoek in de Linnaeusstraat en nog vele andere waarvan ik me de naam niet van herinner. Er woonde ook een bekende Nederlander even verder op: Tobi Rix met z’n familie. Ik ging wel met zijn dochter om, al weet ik haar naam niet meer. Volgens mij speelde ze later in het kinderprogramma ‘Tita Tovenaar’ op de tv. De buurt had wat, het was er altijd reuring, maar een voordeel was dat de straat op een enkele auto na autoloos was, met brede trottoirs en veel mogelijkheden om te spelen: putten voetbal, slagbal met rondjes midden op de straat (waarbij de putten als honk diende), diefje met verlos tot ’s avonds laat, terwijl de hele straat uit het raam hing, of middels de spionnetjes(spiegels) de straat keken. We keken uit naar de ijscoman en dan riep en zeurde je om een dubbeltje bij je ouders of, in mijn geval, mijn tante. Wat deden we nog meer? Tollen, hoepelen, knikkeren, bokbok-berrie, handjeklap… we hadden toen de ruimte.
De kinderen van de Dapperbuurt
De buurt had wat, het was er altijd reuring.
15405 keer bekeken