Tijdens de crisisjaren werden, door een gebrek aan inkomsten bij de buurtbewoners, de dagelijkse boodschappen veelal gekocht zonder te betalen. Op de pof dus. Na ontvangst van het weekloon of van de sociale uitkering moest dan de achterstallige schuld weer worden afgelost. Dan stond mijn grootmoeder Van Hofwegen in de deuropening van het kruidenierswinkeltje in de Von Zesenstraat op nummer 98. Ze stond te wachten op de klanten die nog een rekening te vereffenen hadden. Op de foto zie je haar zo staan: op de uitkijk om haar eigen inkomsten zeker te stellen. Zoals velen was ook mijn vader werkloos. Hij kreeg een uitkering van 11 gulden per week, waar de huur van 4 gulden per week van betaald moest worden. Gas en licht werden betaald met een penning in de meter. De armoede was toentertijd alom. Een brood kostte 11 cent, maar er was een broodoorlog, dus je kon in de rij staan bij bakkers die het verkochten voor 8 cent. Steuntrekkende werklozen konden geen fietsbelasting betalen en kregen daarom een fietsplaatje met een gaatje. Niet alleen zo’n plaatje maakte de armoede zichtbaar. Ik droeg zwarte kousen met een rood randje als zichtbaar bewijs dat ook mijn vader werkloos was. Van vakantie was uiteraard geen sprake. Verveling was er alom en kattenkwaad dus ook: straatlantarens kon je in het donker zetten en op de vuilnisschuiten in de Mauritskade kon je rotzooi trappen. Wij, de straatjeugd, speelden op de spoordijk in aanleg naar het Nieuwe Muiderpoortstation. En ’s zondags vervulde het Tropenmuseum een taak als buurthuis, op zondag was namelijk de toegang gratis en konden we luisteren naar de gamelanmuziek. In 1957 trouwde en verhuisde ik. Sindsdien is mijn oude wijk gerenoveerd en zijn de fysieke herinneringen aan mijn jeugd gewist…
Op de uitkijk voor inkomen
Om haar inkomsten zeker te stellen stond oma tijdens de crisisjaren in de deuropening op de uitkijk.
6868 keer bekeken