Marianne van Meurs-Scheffers heeft een boek meegenomen. Het is een kinderboek dat ze als achtjarige met Sinterklaas kreeg. De titel van het boek is ‘Jansje Kippekop’, het is geschreven door Annie Winkler-Vonk.
Marianne vertelt: Het is mijn lievelingsboek, ik heb het als kind letterlijk stukgelezen. Het gaat over het leven van een meisje in Amsterdam Oost, Jansje Kippekop, zo genoemd door haar vader omdat ze een spits mager gezichtje heeft. Jansje woont volgens mij bij het Beukenplein of Kastanjeplein. Mijn tante woonde vroeger op het Beukenplein en als ik daar kwam, deed me dat altijd denken aan de verhalen van Jansje. Het boek speelt zich af vlak na de eerste Wereldoorlog. Zo wordt er bijvoorbeeld verteld over een vliegtentoonstelling in Amsterdam Noord, de ELTA, waar Jansje heengaat. Met de pont gaat ze over het IJ. Ook wordt beschreven dat Jansje een paar weken naar Zandvoort gaat, naar een vakantiekolonie, om aan te sterken. Voor die vier weken moet ze zes hemden en zes onderbroeken meenemen die ze helemaal niet heeft. Het is een tijd van armoede. Haar moeder vermaakt van andere kleren het ondergoed. Herkenbare plekken in het boek zijn het Oosterpark waar Jansje gaat spelen en de Linnaeusstraat en de Dappermarkt waar ze kleren gaat kopen. Het boek is zo beschreven dat je Jansje ziet lopen door de buurt.
Toen ik zelf ging werken in hotel Casa 400 en daardoor weer veel vaker in Amsterdam Oost rondliep moest ik vaak denken aan de avonturen van Jansje Kippekop. Ik lees het boek nu ook nog, ik sla het open en lees dan een stuk of tien bladzijden. Ik weet eigenlijk al letterlijk wat er komt, maar moet er iedere keer weer om lachen. Ik vond het vroeger een heel komisch boek en nu nog steeds.