Het Gezicht op de Omval is geschilderd vanaf het Amstelstation perron. Op de voorgrond een huis met groene schuur dat behoorde aan de NS. Daarachter de (inmiddels gedempte) Weespertrekvaart en het Omvalgebied. Aan de overkant van de vaart (geheel links) is het bedrijf van (Scheeps)motorenfabriek Heesen dat gesticht is door de grootvader van dhr. Heesen. Grootvader werkte bij autofabrikant Spyker in de Trompenburgstraat. Hij was goed met alle motoren en schepen met panne klopten daarom regelmatig aan bij Spyker. Hij trok de stoute schoenen aan en stichtte zijn eigen bedrijf voor reparatie en bouw van scheepsmotoren aan Omval 23. Toen het schilderij werd gemaakt was Heesen al overgegaan van scheepsmotoren naar fabrieksmotoren, omdat in de naoorlogse jaren wegverkeer belangrijker werd dan binnenvaart. De bok, die op de kade stond om schepen omhoog te hijsen was daarom al gesloopt.
Het bedrijf lag aan de Weespertrekvaart, die geen verbinding had met de doorgaande trekvaart naar Diemen. Een lastige plaats want schepen moesten invaren en kwamen daarbij langs drie bruggen. Vóór de cacaofabriek van Blooker was een ophaalbrug en verderop nog twee draaibruggen van de gemeente. (Het huisje van Blooker dat nu weer opgebouwd is aan de voet van de Rembrandttoren is op het schilderij nog net zichtbaar boven de daken uit, het was oorspronkelijk de garage van Blooker.) Op de hoek bij de Amstel zat een houten keet met het sigarenwinkeltje van Lange Jan die ook de bruggen bediende. Verderop aan de kade was de oliefabriek van Bertels, waar soms ook vrachtschepen heen moesten. Die konden er net langs. De verhoudingen waren goed, want Heesen repareerde ook de motoren van de oliefabriek. Het witte gebouw op de kade is Villa Hinde, het woonhuis van de eigenaars van de Bertelsfabrieken. Wel waren de contacten met de eigenaren van de grote firma’s alleen zakelijk. Die bedrijven waren veel groter en bovendien was de familie Heesen katholiek. Bij Heesen zeiden ze vaak: als de wind uit het zuiden komt ruiken we Bertels, als de wind uit het noorden komt, ruiken we Blooker.
Het roze vierkante gebouw rechts op het schilderij is onderdeel van de fabriek van Maschmeijer, producent van essences en zepen. Vanaf Maschmeijer liep een sloot die loosde op de Weespertrekvaart. Het water stonk vreselijk en vissen overleefden er niet. Tijdens het repareren van de scheepsschroeven, werkten de reparateurs van Heesen vanaf een vlot onder het half uit het water getrokken schip. Onvermijdelijk kwamen ze dan met hun handen in het water en die stonken na weken nog.
Toen grootouders Heesen aan de Omval woonden was er nog geen wc met stromend water. Alleen een plee met een afvoer naar een beerput. Na de annexatie van Ouder-Amstel, waar de Omval tot 1921 toe behoorde, werd de buurt aangesloten op waterleiding, gas en elektra. Grootvader Heesen is nog onbezoldigd veldwachter van Ouder-Amstel geweest. Hij hoefde niet vaak in actie te komen, want hij was, zoals zijn kleinzoon zegt ‘een mannetjesputter’.
Het schilderij is gemaakt vlak voor het bedrijf uit Amsterdam vertrok. Uitbreiden in Amsterdam was erg duur vanwege de erfpachtregeling. Bovendien had de klantenkring van de firma zich uitgebreid naar België. Boxtel lag daarom centraler. De panden werden in de jaren zestig verkocht aan de firma Maschmeijer Aromatics, die ze in 1967 sloopte om de fabriek uit te breiden.