De opa van Yvonne kocht in 1945 een stalling in de Pretoriusstraat voor zijn zoon die terugkeerde van de gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Deze zoon - de vader van Yvonne - raakte al spoedig verknocht aan de buurt, vooral nadat hij kennis maakte met een meisje dat aan de overkant voor het raam lag met waterpokken. Het huwelijk werd in 1950 gesloten en in 1953 werd er naast de stalling een fietsenwinkel geopend, waar men later ook elektrische apparaten, zoals koffiemachines, verkocht.
Als kind al wilde Yvonne heel graag in de winkel helpen, in tegenstelling tot haar zusje, en vanaf haar 13e jaar stond ze alle dagen in de zaak. "Omdat ik hier geboren ben, zie ik veel mensen die mij als kind al kenden en vice versa. Sommige mensen zijn al generaties klant. Laatst kwam hier nog iemand een kinderfiets kopen en die vertelde dat zijn eigen eerste fietsje ook hier gekocht was".
Toen haar vader op vrij jeugdige leeftijd overleed, nam Yvonne met haar echtgenoot de fietsenwinkel over, haar moeder ging in het andere pand verder met een kristalwinkel. Achteraf denkt Yvonne dat haar vader eigenlijk te lief en te goedgelovig was, hij verkocht soms op krediet en haar moeder bleef achter met veel ongeïnde rekeningen. "Wij verkopen niets op de pof, als de klant dan niet kan betalen, ben je niet alleen je geld kwijt, maar ook je klant is mijn ervaring."
Het contact met de klanten is voor Yvonne de leukste kant van het werk, hoewel de meeste klanten niet komen voor een praatje worden haar toch wel privé-vraagstukken voorgelegd en ze is niet bang om advies te geven. Wel is ze in de loop der jaren voorzichtiger geworden om zich in een dispuut te mengen: "We willen geen agressie en vroeger werden de mensen niet zo snel boos en waren ze niet zo snel beledigd." Om zichzelf te beschermen, proberen zij en haar man zich op de oudere klant te richten, zeker wat de bromfietsen betreft. Ze repareren dan ook alleen brommers die ze zelf verkocht hebben, want dan kennen ze de eigenaar tot op zekere hoogte.