Sinds 1937 had mijn vader een schildersbedrijf in de Commelinstraat met de werkplaats onder onze woonetage.
Enige tijd vóór het uitbreken van de tweede wereldoorlog is mijn vader diaken in de Funenkerk geworden. Eén van de taken van een diaken is de zorg voor ouderen en kwetsbaren in de parochie. En dus ging mijn vader gedurende de oorlogsjaren af en toe op zijn fiets met houten banden de boer op om met, als hij geluk had, een zak aardappelen of een kleine hoeveelheid groenten en/of kolen thuis te komen. Dan was er ’s avonds een bijeenkomst van alle diakenen en werden de aardappelen en dergelijke minutieus gewogen en verdeeld onder de diakenen wier taak het was om deze naar de ouderen in de parochie te brengen.
Aan de overkant van ons huis, nr. 47 in de Commelinstraat, woonde een Joods gezin op de eerste verdieping: vader, moeder, zoon en dochter. Orthodoxe Joden en mijn moeder ging daar elke vrijdagavond het licht aansteken want dat mochten zij niet zelf doen op sabbath-avond. Toen het nodig werd dat zij moesten onderduiken hebben ze persoonlijke eigendommen bij mijn ouders ter bewaring achtergelaten, zoals bestek en tafel- en bedlinnen. Gedurende de oorlogsjaren kwamen er soms mensen met het verzoek om enkele van deze eigendommen mee te geven - vermoedelijk als tegemoetkoming aan kosten verbonden aan hun onderduik onderkomen.
In de oorlogsjaren had mijn vader een radio op een geheime plaats in een muur verborgen zodat er naar Radio Oranje kon worden geluisterd - uitgezonden vanuit Londen. Dit hielp Nederlanders de moed erin te houden.
De vader en zoon van het ondergedoken gezin zijn in de oorlog omgekomen maar de moeder en dochter hebben het overleefd. Zij hebben de restanten van hun eigendommen bij ons op laten halen en mogelijk is er toen gesproken over de radio of heeft de betreffende persoon de radio in de kamer zien staan.
Na de oorlog kwam o.l.v. Het Rode Kruis de terugkeer op gang van overlevenden van de concentratiekampen, veelal zwaar verzwakt en in slechte gezondheid. In het Portugees-Israëlietisch Ziekenhuis in Amsterdam mensen werden deze opgenomen.
In die tijd kwam een rabbi van de Joodse gemeenschap in Amsterdam bij ons aan de deur om mijn vader te vragen of ze a.u.b. zijn radio mochten hebben om de in het ziekenhuis verblijvende patiënten wat afleiding te kunnen bezorgen. Hem was kennelijk de aanwezigheid van de radio ter ore gekomen. In dat geval zou hij dan, zodra Philips de fabricage weer zou opstarten, alles in het werk stellen om mijn vader één van de eerste geproduceerde radio’s te laten ontvangen.
De rabbi nam de radio mee.
En inderdaad, enige tijd later werd er bij ons een nieuwe Philips radio aan de deur bezorgd.