In 1959 was de Tweede Oosterparkstraat nog van de kinderen. In het laatste blok, het fluwelen eindje, stonden twee auto's (die van dokter May en van mijn vader) en voor de rest een paar fietsen en helemaal aan het eind de bakkerskarren van Moes. Maar die gingen 's avonds achter het hek. We hadden dan ook alle ruimte om te 'putten': voetballen met een tennisbal en het rooster van de rioolput in de stoeprand als doel. De regels waren simpel: schiet de bal tegen de put van je tegenstander aan en je hebt een punt. Wij waren daar zeer bedreven in, om je tegenstander heen dribbelen en dan een loei van een schot richting put. Vaak ging de bal natuurlijk te hoog en kwam die tegen de ramen van de bewoners op de benedenverdieping terecht. Die ramen sneuvelden niet, maar de geschrokken bewoners kwamen wel woest voor het raam staan of, erger, naar buiten gestormd. Tijd om verderop weer twee putten uit te zoeken. We deden alles lopend, tot je twaalfde jaar. Want op de dag van je Plechtige Communie kreeg je een fiets. De lagere school was nu immers afgelopen en je ging elders in Amsterdam naar de HBS. De straat staat nu vol auto's, de stoeprand is onzichtbaar, de fiets zit met drie kettingsloten vast aan het hek van bakkerij Meijssen, maar op de golfbaan put ik nog steeds als de beste!
De straat was van ons
Die ramen sneuvelden niet, maar de geschrokken bewoners kwamen wel woest voor het raam staan of, erger, naar buiten gestormd.
6761 keer bekeken