Een groep deelnemers heeft zich de afgelopen maanden ook enthousiast bezig gehouden met het aankleden van poppen en popjes die op de tentoonstelling 'Kleding en Klederdracht' te zien zullen zijn.
Niemand van hen heeft ooit in klederdracht gelopen, maar natuurlijk hebben ze wel zo zelf hun gedachten over kleding en het gebruik van stoffen.
Een dame herinnert zich dat ze als kind op het Obiplein geregeld nonnen tegenkwam "helemaal in het zwart, van de schoenen tot de kap, later werd het habijt grijs en kwam er een witte rand aan de kap en ook de rok werd wat korter. Ik was er niet echt bang voor , maar dacht wel dat het er niet uitzag" . Haar buurvrouw herinnert zich nu dat ze op een nonnenschool zat en zich op de gang verstopte tussen de jassen als er een non aankwam."Ik dacht dat ze het in de zomer erg warm moesten hebben, met hun borstrok en mutsje onder de kap. Niet dat ik ooit gezien heb dat ze zich aankleedden hoor".
.Een mijnheer vertelt dat hij jarenlang bij de stadschouwburg heeft gewerkt.” Daar waren we altijd bezig met de decors en kregen we allerlei materialen in handen, bijvoorbeeld een dik wollen tapijt, loodzwaar. Je had ook met allerlei mensen te maken, zo kwam een keer Karel Appel langs, omdat hij het decor van één van de voorstellingen had ontworpen."
Een Surinaamse dame weet nog dat ze niet zo goed Nederlands sprak en niet veel naar winkels ging; "ik zat in de Pieter Vlaminckstraat achter mijn machine, alle kleren maakte ik zelf".
Over de eigen kleding merkt een andere dame op "ik heb altijd pantalons gedragen, later spijkerbroeken omdat ik vond dat ik veel te dunne benen had voor een rok. Ik heb me er nooit wat van aan getrokken wat anderen daar van vonden"
Opmerkelijk is dat veel dames zeggen dat kleren nooit erg belangrijk voor ze zijn geweest.