In mijn jeugd was het gewoon om zondagse kleding te hebben. Je was er heel zuinig op.
Ik had net een nieuwe jurk gekregen, weliswaar op afbetaling gekocht bij “de Koning van Zweden”, maar wat was ik er trots op. Zo trots dat ik mijn moeder smeekte of ik die jurk aan mocht. Het was Hartjesdag, een bijzondere dag dus. Na lang zeuren en smeken gaf mijn moeder toe en samen met mijn nichtje Suze ging ik op pad. Ik voelde me fantastisch en liep blij rond.
Maar plotseling veranderde dat. Achter ons liepen een paar jongens. Ze gooiden rotjes naar ons. Denkelijk wilden ze Suze raken, maar een rotje kwam onder mijn rok. Hij ontplofte en ik liep brandwonden op. Natuurlijk was ook mijn mooie jurk verbrand. Ik moest naar het ziekenhuis, maar het ergste was om met die verbrande jurk naar huis te moeten.
Mijn moeder was woest, maar mijn nichtje kende de jongen wel. Mijn vader ging toen naar die familie om verhaal te halen. Maar toen hij thuiskwam vertelde hij dat die familie arm was. Ze hadden zelf niets en zeker geen geld om die jurk te vergoeden. Gelukkig kon mijn tante Lies goed overweg met naald en draad en kon zij de jurk weer heel mooi herstellen.
Maar ik heb daarna nooit meer gevraagd aan mijn moeder of ik de zondagse jurk op een doordeweekse dag aan mocht.
De zondagse jurk.
Van een mooie jurk naar een verbrande jurk
251 keer bekeken