Mijn naam is Willie Carton en ik woonde tot m'n 9e jaar (tot sept 1950) in het benedenhuis Willem Beukelsstraat 18 in Amsterdam-Watergraafsmeer. Het was een verhoudingsgewijs brede straat met brede trottoirs. Mijn vroegste herinneringsfragmenten dateren van het einde van de oorlog: mamma zat zuchtend aan tafel te schuiven met ‘postzegels’ oftewel tweekleurige distributiebonnen met daarop het weeknummer en de artikelnaam, bijvoorbeeld ‘aardappels’. Bij bakkerij Deudekom - op de hoek van de Wakkerstraat schuin tegenover ons huis - stond een soldaat bij een auto met open laadbak, overdekt met een canvasscherm, waaronder broden werden ingeladen. Die soldaat gaf mij een snoepje. M’n zusje Clary zag dat, en zei later tegen mij “dat snoepje kreeg je van een foute soldaat, nog een paar dagen dan komen de goede soldaten”. Ik snapte er niets van…
Op zekere dag was er in onze stille woonstraat een grote drukte: een optocht van de grote mensen, met mannen in vrouwenkleren en vrouwen in mannenkleren. Mijn moeder spande een oranje juten sjerp over mijn borst en schouder naar mijn broekrand voor en achter en duwde mij in de optocht. Ik liep tussen de benen van de grote mensen en kon niet veel zien, alleen een kinderwagen op korte afstand voor mij kon ik zien door de lange benen van het paar dat de wagen voortduwde. Het voelde als vreugdevol feest en ik vroeg later aan m’n moeder wanneer er weer zo’n straatfeest kwam. Haar antwoord: “Nee, het is maar één keer Bevrijdingsfeest”. Clary herinnerde zich later dat zij een kinderfeest had gehad in het Ajax-stadion aan het eindpunt van tramlijn 9.