Als u een leuke wandeling door Oost wilt maken aan de hand van verhalen, kunt u de aanwijzingen volgen:
Deze wandeling bevat de volgende verhalen:
Dapperbuurt-wandeling Start: ingang Tropenmuseum
- 1. Mijn museum
Von Zesenstraat inslaan
- 2. De kinderen van de Dapperbuurt
Dapperstraat inslaan (ws. naar links naar nummer 7)
- 3. Dapperstraat 7
Verderop in Von Zesenstraat, bij nummer 98
- 4. Op de uitkijk voor inkomen
Terug naar Dapperstraat, richting Dapperplein lopen
Hoek Dapperstraat / Commelinstraat (evt stukje inlopen)
- 5. Voordelige boeken
Verder over de Dapperstraat
- 6. Fournituren op de Dappermarkt
Hoek Dapperstraat / Wagenaarstraat
- 7. Rellen op de Dappermarkt
Hoek Dapperstraat / Eerste van Swindenstraat
- 8 Bielzen en ossenlappen
Vervolg Dapperstraat
- 9. Stoffenkoopman houdt psychologen voor het lapje
Hoek Dapperstraat / Tweede van Swindenstraat
- 10. Zondagavond
Tweede van Swindenstraat inlopen
- 11. De niet te vergeten Dapperbordee
Terug richting Tropenmuseum over Linnaeusstraat
Hoek Linnaeusstraat / Eerste van Swindenstraat
- 12. Een grappige gebeurtenis
foto- Oma Van Hofwegen in de deuropening van het winkeltje 'met koloniale waren' (kruidenierswinkeltje) de Von Zesenstraat 98
foto- Kees'ouders op de markt
foto- De Von Zesenstraat in 1959 [Gemeentearchief A'dam]
1. Mijn museum Verteller: Brenda Wokke / Tijd 1998 - 2000
Vanaf 1998 tot 2000 werkte ik als medewerker PR bij het Tropenmuseum. Een jaar hiervoor had ik geprobeerd om een stage te lopen bij dit museum, wat helaas niet lukte. Ik was dus heel blij dat ik er wel een baan gevonden had! Ik woonde in de Retiefstraat, maar van huis uit ging ik nooit rechtstreeks naar het museum omdat ik anders zo snel op mijn werk was. Ik fietste diagonaal door het Oosterpark om nog even van het buiten zijn te genieten. In die tijd ben ik enkele malen ‘van mijn fiets gelicht’ door de parkwachten omdat je niet meer overal mocht fietsen.
Het Tropenmuseum was een heerlijke plek om te werken, ik had alle vrijheid om door het museum te dolen. Het was ook een gebouw om in te verdwalen. Zo ging ik voor een opdracht eens wat foto's ophalen bij het Fotobureau. Ik liep via een smal wenteltrapje omhoog. Boven aangekomen herkende ik niets, ik draaide me om en liep terug. De deur waardoor ik gekomen was, was in het slot gevallen. Dan maar helemaal omhoog: daar stond op de deur met daarop de tekst: wij zijn op vakantie tot 29 augustus. Het was die dag 2 augustus... De schrik sloeg me om het hart. In dit gebouw met die dikke muren hoorde niemand mijn geschreeuw om hulp! Naast de gesloten deur zag ik nog een wenteltrapje. Via deze trap ben ik uiteindelijk in de bibliotheek terechtgekomen. Wat was ik blij dat ik weer mensen zag! Ondanks deze gebeurtenis loop ik tegenwoordig met plezier in het museum. Ik heb dan het gevoel dat het ‘mijn museum’ is.
2. De kinderen van de Dapperbuurt
Verteller: Jan van Brummen woonde van zijn 7e tot zijn 14 jaar in de Von Zesenstraat bij zijn oom en tante. / Tijd 1948 - 1955
Voordat ik in de Von Zesenstraat kwam, woonde ik in Hilversum. Ik had dus een andere tongval dan de andere kinderen in de straat. In het begin viel behoorlijk op. Mijn eerste kennismaking met de kinderen in de straat was mijn gevecht met Gerrit. In Hilversum was ik haantje de voorste, maar hier moest ik mijn meerdere erkennen in Gerrit. Het gezag was gevestigd. Ik heb me snel aangepast, de tongval is behoorlijk Amsterdams geworden en is nu nog onderdeel van mijn taalgebruik. Ik heb uiteindelijk veel kinderen leren kennen in de straat: Rinus de Waal de naaste buur, de tweelingbroertjes Kreuger schuin tegenover ons, Erna Droog en Annie recht tegenover ons, Michel om de hoek in de Linnaeusstraat en nog vele andere waarvan ik me de naam niet van herinner. Er woonde ook een bekende Nederlander even verder op: Tobi Rix met z’n familie. Ik ging wel met zijn dochter om, al weet ik haar naam niet meer. Volgens mij speelde ze later in het kinderprogramma ‘Tita Tovenaar’ op de tv. De buurt had wat, het was er altijd reuring, maar een voordeel was dat de straat op een enkele auto na autoloos was, met brede trottoirs en veel mogelijkheden om te spelen: putten voetbal, slagbal met rondjes midden op de straat (waarbij de putten als honk diende), diefje met verlos tot ’s avonds laat, terwijl de hele straat uit het raam hing, of middels de spionnetjes(spiegels) de straat keken. We keken uit naar de ijscoman en dan riep en zeurde je om een dubbeltje bij je ouders of, in mijn geval, mijn tante. Wat deden we nog meer? Tollen, hoepelen, knikkeren, bokbok-berrie, handjeklap… we hadden toen de ruimte.
3. Dapperstraat 7
Verteller: Jannie van Galen-van den Bosch is in 1953 geboren in de 2e van Swindenstraat 55 bel-etage. Van 1973 tot 1977 woonde zij met haar man Peter van Galen op de Dapperstraat. 7-1 hoog Tijd 1963 - 1977
Mijn man woonde vroeger op de Linnaeusstraat, nummer 9 tegenover het tropenmuseum, naast de grafsteenhouwerij. In die tijd was dat de chique buurt. Ik heb hem in 1963 ontmoet in het Oosterpark, waar wij 's winters altijd gingen schaatsen. Ik was toen 10 jaar oud en mijn man 12 jaar. In 1973 ben ik met hem getrouwd. Wij kregen de dienstwoning boven 'Jan de Concurrent' de winkel van mijn ouders in de Dapperstraat 7. Het was een hele kleine woning: een voorkamertje, een tussenkamer waar we sliepen en een klein keukentje. Verder zat de wc vroeger op het trappenhuis. Dat is later veranderd. De ingangdeur werd toen verplaatst zodat een klein vierkant halletje ontstond waar de wc in zat. De wc was zo klein dat de deur niet helemaal dicht kon omdat je met je knieën tegen de deur aanzat. En er was alleen koud water. Een geiser mocht niet omdat er zat geen raam in de keuken zat. Er was dus ook geen douche. Wij gingen altijd twee keer in de week douchen: een keer bij mijn ouders en een keer bij mijn schoonouders. Wij zijn er blijven wonen tot 1977. We hebben daar gelachen en gehuild, want 6 Januari 1976 is ons zoontje onder de bevalling overleden, iedereen de marktmensen, de buren en iedereen in onze omgeving wist dit, maar ze ontweken ons omdat de mensen niet wisten hoe ze ons konden troosten en wat ze moesten zeggen. Dit was een tijd. Ik was weer zwanger en wilde onze baby niet op deze woning krijgen dus zijn we verhuisd want deze woning zou toch afgebroken worden. Wij verhuisden naar een vierkamerwoning in Holendrecht, wat een luxe was dat! We hadden een douche én een wc die gewoon op slot kon en alles was heel groot. We konden ons geluk niet op. In 2003 staat het huis op de Dapperstraat 7 er nog steeds, alles eromheen is nieuwbouw, behalve mijn oude woning.
4. Op de uitkijk voor inkomen
Verteller: Nico Hulsman (1927) is tijdens de crisisjaren opgegroeid in de Von Zesenstraat. In 1957 trouwde hij en verliet hij zijn oude buurt. Tijd 1930 - 1940
Tijdens de crisisjaren werden, door een gebrek aan inkomsten bij de buurtbewoners, de dagelijkse boodschappen veelal gekocht zonder te betalen. Op de pof dus. Na ontvangst van het weekloon of van de sociale uitkering moest dan de achterstallige schuld weer worden afgelost. Dan stond mijn grootmoeder Van Hofwegen in de deuropening van het kruidenierswinkeltje in de Von Zesenstraat op nummer 98. Ze stond te wachten op de klanten die nog een rekening te vereffenen hadden. Op de foto zie je haar zo staan: op de uitkijk om haar eigen inkomsten zeker te stellen. Zoals velen was ook mijn vader werkloos. Hij kreeg een uitkering van 11 gulden per week, waar de huur van 4 gulden per week van betaald moest worden. Gas en licht werden betaald met een penning in de meter. De armoede was toentertijd alom. Een brood kostte 11 cent, maar er was een broodoorlog, dus je kon in de rij staan bij bakkers die het verkochten voor 8 cent. Steuntrekkende werklozen konden geen fietsbelasting betalen en kregen daarom een fietsplaatje met een gaatje. Niet alleen zo’n plaatje maakte de armoede zichtbaar. Ik droeg zwarte kousen met een rood randje als zichtbaar bewijs dat ook mijn vader werkloos was. Van vakantie was uiteraard geen sprake. Verveling was er alom en kattenkwaad dus ook: straatlantarens kon je in het donker zetten en op de vuilnisschuiten in de Mauritskade kon je rotzooi trappen. Wij, de straatjeugd, speelden op de spoordijk in aanleg naar het Nieuwe Muiderpoortstation. En ’s zondags vervulde het Tropenmuseum een taak als buurthuis, op zondag was namelijk de toegang gratis en konden we luisteren naar de gamelanmuziek. In 1957 trouwde en verhuisde ik. Sindsdien is mijn oude wijk gerenoveerd en zijn de fysieke herinneringen aan mijn jeugd gewist…
5. Voordelige boeken