Als u een leuke wandeling door Oost wilt maken aan de hand van verhalen, kunt u de aanwijzingen volgen:
Deze wandeling bevat de volgende verhalen:Â
Dapperbuurt-wandeling Start: ingang Tropenmuseum
- 1. Mijn museum
Von Zesenstraat inslaan
- 2. De kinderen van de Dapperbuurt
Dapperstraat inslaan (ws. naar links naar nummer 7)
- 3. Dapperstraat 7
Verderop in Von Zesenstraat, bij nummer 98
- 4. Op de uitkijk voor inkomen
Terug naar Dapperstraat, richting Dapperplein lopen
Hoek Dapperstraat / Commelinstraat (evt stukje inlopen)
- 5. Voordelige boeken
Verder over de Dapperstraat
- 6. Fournituren op de Dappermarkt
Hoek Dapperstraat / Wagenaarstraat
- 7. Rellen op de Dappermarkt
Hoek Dapperstraat / Eerste van Swindenstraat
- 8 Bielzen en ossenlappen
Vervolg Dapperstraat
- 9. Stoffenkoopman houdt psychologen voor het lapje
Hoek Dapperstraat / Tweede van Swindenstraat
- 10. Zondagavond
Tweede van Swindenstraat inlopen
- 11. De niet te vergeten Dapperbordee
Terug richting Tropenmuseum over Linnaeusstraat
Hoek Linnaeusstraat / Eerste van Swindenstraat
- 12. Een grappige gebeurtenis
foto- Oma Van Hofwegen in de deuropening van het winkeltje 'met koloniale waren' (kruidenierswinkeltje) de Von Zesenstraat 98
foto- Kees'ouders op de markt
foto- De Von Zesenstraat in 1959 [Gemeentearchief A'dam]
Â
Â
Â
1. Mijn museum Verteller: Brenda Wokke / Tijd 1998 - 2000
Vanaf 1998 tot 2000 werkte ik als medewerker PR bij het Tropenmuseum. Een jaar hiervoor had ik geprobeerd om een stage te lopen bij dit museum, wat helaas niet lukte. Ik was dus heel blij dat ik er wel een baan gevonden had! Ik woonde in de Retiefstraat, maar van huis uit ging ik nooit rechtstreeks naar het museum omdat ik anders zo snel op mijn werk was. Ik fietste diagonaal door het Oosterpark om nog even van het buiten zijn te genieten. In die tijd ben ik enkele malen ‘van mijn fiets gelicht’ door de parkwachten omdat je niet meer overal mocht fietsen.
Het Tropenmuseum was een heerlijke plek om te werken, ik had alle vrijheid om door het museum te dolen. Het was ook een gebouw om in te verdwalen. Zo ging ik voor een opdracht eens wat foto's ophalen bij het Fotobureau. Ik liep via een smal wenteltrapje omhoog. Boven aangekomen herkende ik niets, ik draaide me om en liep terug. De deur waardoor ik gekomen was, was in het slot gevallen. Dan maar helemaal omhoog: daar stond op de deur met daarop de tekst: wij zijn op vakantie tot 29 augustus. Het was die dag 2 augustus... De schrik sloeg me om het hart. In dit gebouw met die dikke muren hoorde niemand mijn geschreeuw om hulp! Naast de gesloten deur zag ik nog een wenteltrapje. Via deze trap ben ik uiteindelijk in de bibliotheek terechtgekomen. Wat was ik blij dat ik weer mensen zag! Ondanks deze gebeurtenis loop ik tegenwoordig met plezier in het museum. Ik heb dan het gevoel dat het ‘mijn museum’ is.
2. De kinderen van de Dapperbuurt
Verteller: Jan van Brummen woonde van zijn 7e tot zijn 14 jaar in de Von Zesenstraat bij zijn oom en tante. / Tijd 1948 - 1955
Voordat ik in de Von Zesenstraat kwam, woonde ik in Hilversum. Ik had dus een andere tongval dan de andere kinderen in de straat. In het begin viel behoorlijk op. Mijn eerste kennismaking met de kinderen in de straat was mijn gevecht met Gerrit. In Hilversum was ik haantje de voorste, maar hier moest ik mijn meerdere erkennen in Gerrit. Het gezag was gevestigd. Ik heb me snel aangepast, de tongval is behoorlijk Amsterdams geworden en is nu nog onderdeel van mijn taalgebruik. Ik heb uiteindelijk veel kinderen leren kennen in de straat: Rinus de Waal de naaste buur, de tweelingbroertjes Kreuger schuin tegenover ons, Erna Droog en Annie recht tegenover ons, Michel om de hoek in de Linnaeusstraat en nog vele andere waarvan ik me de naam niet van herinner. Er woonde ook een bekende Nederlander even verder op: Tobi Rix met z’n familie. Ik ging wel met zijn dochter om, al weet ik haar naam niet meer. Volgens mij speelde ze later in het kinderprogramma ‘Tita Tovenaar’ op de tv. De buurt had wat, het was er altijd reuring, maar een voordeel was dat de straat op een enkele auto na autoloos was, met brede trottoirs en veel mogelijkheden om te spelen: putten voetbal, slagbal met rondjes midden op de straat (waarbij de putten als honk diende), diefje met verlos tot ’s avonds laat, terwijl de hele straat uit het raam hing, of middels de spionnetjes(spiegels) de straat keken. We keken uit naar de ijscoman en dan riep en zeurde je om een dubbeltje bij je ouders of, in mijn geval, mijn tante. Wat deden we nog meer? Tollen, hoepelen, knikkeren, bokbok-berrie, handjeklap… we hadden toen de ruimte.
Â
3. Dapperstraat 7
Verteller: Jannie van Galen-van den Bosch is in 1953 geboren in de 2e van Swindenstraat 55 bel-etage. Van 1973 tot 1977 woonde zij met haar man Peter van Galen op de Dapperstraat. 7-1 hoog Tijd 1963 - 1977
Mijn man woonde vroeger op de Linnaeusstraat, nummer 9 tegenover het tropenmuseum, naast de grafsteenhouwerij. In die tijd was dat de chique buurt. Ik heb hem in 1963 ontmoet in het Oosterpark, waar wij 's winters altijd gingen schaatsen. Ik was toen 10 jaar oud en mijn man 12 jaar. In 1973 ben ik met hem getrouwd. Wij kregen de dienstwoning boven 'Jan de Concurrent' de winkel van mijn ouders in de Dapperstraat 7. Het was een hele kleine woning: een voorkamertje, een tussenkamer waar we sliepen en een klein keukentje. Verder zat de wc vroeger op het trappenhuis. Dat is later veranderd. De ingangdeur werd toen verplaatst zodat een klein vierkant halletje ontstond waar de wc in zat. De wc was zo klein dat de deur niet helemaal dicht kon omdat je met je knieën tegen de deur aanzat. En er was alleen koud water. Een geiser mocht niet omdat er zat geen raam in de keuken zat. Er was dus ook geen douche. Wij gingen altijd twee keer in de week douchen: een keer bij mijn ouders en een keer bij mijn schoonouders. Wij zijn er blijven wonen tot 1977. We hebben daar gelachen en gehuild, want 6 Januari 1976 is ons zoontje onder de bevalling overleden, iedereen de marktmensen, de buren en iedereen in onze omgeving wist dit, maar ze ontweken ons omdat de mensen niet wisten hoe ze ons konden troosten en wat ze moesten zeggen. Dit was een tijd. Ik was weer zwanger en wilde onze baby niet op deze woning krijgen dus zijn we verhuisd want deze woning zou toch afgebroken worden. Wij verhuisden naar een vierkamerwoning in Holendrecht, wat een luxe was dat! We hadden een douche én een wc die gewoon op slot kon en alles was heel groot. We konden ons geluk niet op. In 2003 staat het huis op de Dapperstraat 7 er nog steeds, alles eromheen is nieuwbouw, behalve mijn oude woning.
Â
4. Op de uitkijk voor inkomen
Verteller: Nico Hulsman (1927) is tijdens de crisisjaren opgegroeid in de Von Zesenstraat. In 1957 trouwde hij en verliet hij zijn oude buurt. Tijd 1930 - 1940
Tijdens de crisisjaren werden, door een gebrek aan inkomsten bij de buurtbewoners, de dagelijkse boodschappen veelal gekocht zonder te betalen. Op de pof dus. Na ontvangst van het weekloon of van de sociale uitkering moest dan de achterstallige schuld weer worden afgelost. Dan stond mijn grootmoeder Van Hofwegen in de deuropening van het kruidenierswinkeltje in de Von Zesenstraat op nummer 98. Ze stond te wachten op de klanten die nog een rekening te vereffenen hadden. Op de foto zie je haar zo staan: op de uitkijk om haar eigen inkomsten zeker te stellen. Zoals velen was ook mijn vader werkloos. Hij kreeg een uitkering van 11 gulden per week, waar de huur van 4 gulden per week van betaald moest worden. Gas en licht werden betaald met een penning in de meter. De armoede was toentertijd alom. Een brood kostte 11 cent, maar er was een broodoorlog, dus je kon in de rij staan bij bakkers die het verkochten voor 8 cent. Steuntrekkende werklozen konden geen fietsbelasting betalen en kregen daarom een fietsplaatje met een gaatje. Niet alleen zo’n plaatje maakte de armoede zichtbaar. Ik droeg zwarte kousen met een rood randje als zichtbaar bewijs dat ook mijn vader werkloos was. Van vakantie was uiteraard geen sprake. Verveling was er alom en kattenkwaad dus ook: straatlantarens kon je in het donker zetten en op de vuilnisschuiten in de Mauritskade kon je rotzooi trappen. Wij, de straatjeugd, speelden op de spoordijk in aanleg naar het Nieuwe Muiderpoortstation. En ’s zondags vervulde het Tropenmuseum een taak als buurthuis, op zondag was namelijk de toegang gratis en konden we luisteren naar de gamelanmuziek. In 1957 trouwde en verhuisde ik. Sindsdien is mijn oude wijk gerenoveerd en zijn de fysieke herinneringen aan mijn jeugd gewist…
Â
5. Voordelige boeken Verteller: Hans ter Horst (1956) Leeshal Oost. Hobby voetbal/Ajax.Tijd 1997 - 2003
Op Commelinstraat 53 vinden velen tot hun vreugde de ruim gesorteerde tweedehands boekwinkel ‘Leeshal Oost’. Eigenaar Hans ter Horst legt uit: "Klanten, die boeken bij ons kopen, kunnen deze boeken altijd voor de helft van de prijs weer inruilen voor andere." Een mooie opzet, want het assortiment van de winkel is enorm gevarieerd. De boeken zijn over de kasten verdeeld op onderwerp: kinderboeken, natuur, sport, Ajax, toerisme, kunst, godsdienst, strips, romans en romannetjes. Er staan ongeveer 50.000 boeken, strips en waardevolle tijdschriften. "Je kunt het zo gek niet bedenken of wij hebben het." Sinds twee jaar heeft 'Leeshal Oost' ook enkele kantoorartikelen, zoals karton, stiften, pennen en kasblokken. "Dit hebben we gedaan voor de marktkooplui. Sinds ‘Ike’ zijn winkel op de Dappermarkt moest sluiten wegens renovatie, is weinig van dit soort artikelen in de buurt verkrijgbaar." Wat voor type klanten heeft de Leeshal? "Van alles. Ja, veel mensen uit de buurt van jong tot oud. De winkel bestaat 45 jaar. Het is een begrip. Wij hebben klanten die vroeger als kind met hun ouders boekjes kwamen halen en nu halen ze voor hun eigen (klein)kinderen boeken. Ook klanten die verhuisd zijn en na lange tijd weer eens op de markt komen, zeggen van: 'Goh wat leuk dat jullie hier nog steeds zitten.' En die komen daarna wel weer vaker langs." Hans en zijn vrouw werken hard in hun winkel. Het bijhouden vraagt veel zorg. Zij zijn geen duffe boekenwurmen en juist daardoor voelt iedereen zich in hun winkel thuis.
Â
6. Fournituren op de Dappermarkt Verteller: Kees IJsbrandij (1957) is opgegroeid in de Transvaalstraat en woont nu op de Jacob van Lennepkade. Tijd 1928 - 1968
Vader Dries IJsbrandij had van circa 1928 tot 1968 op de Dappermarkt gestaan met fournituren, zoals ritssluitingen, garen en band. Op zaterdag hielp moeder Gerda mee. De kraam stond op de hoek van de Eerste van Swindenstraat, hoek Dappermarkt (dat is de hoek waar nu ‘McDonalds’ zit). Op een van de bijgaande foto's kun je nog achter de kraam de ingang van de Van Swindenbioscoop zien (waar nu de ‘Zeeman’ is). Zelf kwam Kees geregeld in het café op het Dapperplein bij ‘Blauwe Willem, de barman die wel een drankje lustte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is pa IJsbrandij ondergedoken bij ome Cor en Tante Trijn. Bij hen bracht Kees de gure winterdagend door. Vaders beste vriend, Max, stond, met een meter tussenruimte, naast hem op de markt. Maar doordat beide het tussenstukje claimden was de vriendschap van de ene op ander dag voorbij. Kees kwam ook regelmatig in het Oosterpark waar bij de afdakjes gedamd werd door bekende spelers als Piet van Heerde en Theo Wemer. Piet was, naar verluidt, een onderwereldman in de ‘gokbusiness’, Theo een brave boekhouder, en iedereen ging leuk met elkaar om. Kees werd in het Oosterpark verliefd op de damsport en van mannen als Piet en Theo leerde hij het spel. In 1983 werd hij zelf damkampioen van Amsterdam.
Â
7. Rellen op de Dappermarkt Verteller: Jan Moelee (1922) woont vanaf 1928 in de Wagenaarstraat. Als kind zag hij de jaarlijkse rellen op de Hartjesdagen op de Dappermarkt. Tijd 1925 - 1939
Er was veel armoede in de buurt. Als je de huur van drie gulden per week echt niet meer kon betalen, werd je je huis uitgezet. Je spullen werden meteen naar de veiling gebracht. Een paar potige kerels van het steuncomité of van de politieke partijen gingen er dan snel achteraan. Als iemand op de veiling teveel bood, dan zei zo’n bink boy tegen hem: ‘Luister vriend, als je nog één keer biedt, dan word je dubbelgevouwen en ga je de deur uit, begrepen?’ Zo kocht men het huisraad goedkoop terug. Ook kwam het tijdens een huisuitzetting voor dat de jongens snel met een pet de markt rondgingen zodat de familie toch kon blijven.
Een keer per jaar was het Hartjesdag. Dan waren wij het gezag. Van heinde en verre, en uit alle buurten van Amsterdam kwamen er mensen op af. Men verzamelde zich op de hoek Dappermarkt-Wagenaarstraat voor het traditionele agentje pesten. De kleinste kinderen hingen uit de ramen met sterretjes en Bengaalse lucifers. Op straat werden rotjes en voetzoekers aangestoken en naar de agenten gegooid. Er verschenen meer en meer agenten, met honden en pistolen. Bij een charge vluchtten mensen de portieken en trappenhuizen in. Vanaf de zolders werden oude bedden, tafels en stoelen naar beneden gedonderd. Dat werd snel in het midden van de straat opgestapeld, en dan hoorde je de kreet ‘OLIE OVER, OLIE OVER!’ Met bussen vol werd de olie over de rommel gegooid en tot loeiende vuren aangestoken.
Een groep jongens werd door de politie opgedreven tot de spoorwegovergang van Swindenstraat-Javastraat. Sommigen renden het tramhuisje in dat voor de school op de hoek van de Pontanusstraat stond. Een hele troep anderen dook het tramstel van lijn 6 in, en is daarmee zelf de van Swindenstraat ingereden. Zij kregen daarna een serieus pak slaag van de politie.
Â
8.Bielzen en ossenlappen Verteller: Cathrien Polderman-van Vliet woont sinds 1920 i.d. Buurt. Tijd 1920 - 1945
Ik herinner me nog de tijd dat in de Eerste van Swindenstraat voortuintjes waren. Wij woonden op twee hoog. Als kind werd ik vaak aan het tuinhekje van de buren vastgebonden, want ik was een weglopertje. Vroeger was er veel meer contact met de buren dan nu, het was net familie. Tijdens de hongerwinter kwam onze benedenbuurman altijd bruine bonen bij ons koken, want wij hadden een fornuis. Ik heb in die tijd dertien bielzen aangesleept om het warm te stoken. Die waren wel zo'n 1.70 meter hoog. Ik haalde ze in mijn eentje op de fiets bij het spoorweghuisje aan de Ringdijk, uit de omheining. Er was daar ook een mitrailleurnest van de Duitsers. Als ik hout sprokkelde liet ik onderweg altijd wat vallen voor de oude vrouwtjes, dan hadden die ook wat.
De Van Swindenstraat was vroeger heel anders. Op de hoek bij de Dappermarkt, waar nu (in 2005) die meubelzaak zit, stond een bank. Daar zaten altijd een paar oudere vrouwen. Ze zaten wijdbeens zodat je vanaf de overkant onder hun rokken kon kijken. Daarom werden ze de Kruisvereniging genoemd.
In de hongerwinter ging ik twee keer per week op de fiets eten halen. 's Morgens fietste ik dan richting Abcoude en Baambrugge, 's middags richting Den Oever. Wat ik meebracht verschilde per keer. In Baambrugge kreeg ik eens een kilo ossenlappen mee voor een gulden. Dat was bijna voor niks. In de Linnaeusstraat werd ik aangehouden door een paar rechercheurs. Je mocht in die tijd niks hebben of het werd in beslag genomen. Toen ze vroegen wat er in mijn tas zat riep ik heel nonchalant: 'O, een kilo ossenlappen voor een gulden!' Ze begonnen te lachen, want dat geloofden ze natuurlijk niet. En zo kon ik doorrijden, gelukkig.
Â
9. Stoffenkoopman houdt psychologen voor het lapje Verteller: Ed Wijnberg, 25 jaar stoffenkoopman op de markt. Tot 2004 ook voorzitter Belangenvereniging Marktondernemers. Hij heeft een adviesbureau Montevino voor marktondernemers. Tijd 1980 - 2005
Vraag honderd psychologen wat een kind later wordt dat ‘tussen de stoffen geboren is’, omdat zijn beide ouders stoffen verkopen. Honderd procent kans dat je honderd verschillende antwoorden krijgt. En waarschijnlijk niet die van Ed Wijnberg. Want bij hem moet je zijn voor het enige juiste antwoord. Ed: "Ik ben er ingerold, heb het vier jaar volgehouden en ben toen weggegaan. Ik wilde nooit meer in de stoffen." Maar Ed ging niet stilzitten. Hij ging in de textiel. "En toen kwam het verhaal van de twaalf ambachten en dertien ongelukken. Daar ben ik het schrijnende voorbeeld van!", zegt Ed vol zelfspot. Uiteindelijk kwam Ed op de markt terecht, de 'grote wens' van zijn vader. "Maar ik wilde nìet in de stoffen!", zegt Ed.
Op een goede dag nam hij de auto, kwam in Brabant terecht, laadde zijn oude Mazda 323 vol en toog huiswaarts. "En waarmee kwam ik thuis? Met lappen! Ik zie nog de wanhoop in de ogen van mijn vrouw!" Nu 25 jaar later heeft Ed "helemaal geen spijt" van zijn Brabantse-lappentocht. In de loop der jaren heeft Ed zijn horizon aardig verbreed en haalt hij uit landen als Duitsland, Italië en Spanje zijn exclusieve dessins. "De Dappermarkt heeft de naam een goedkope, volkse markt te zijn. Dat is die ook," oordeelt Ed, "maar al die mensen willen er ook wel eens anders bijlopen. Dan komen ze bij mij terecht. Het is een moeilijke, maar leuke handel."
Er zit nog voor vele duizenden liters luisterrijk vocht in Eds spraakwaterval, maar de kraan gaat nu even dicht. De plicht roept: enkele klanten willen geholpen worden. Toch is er nog tijd voor een uitsmijter. "Ben ik toch nog goed terechtgekomen." Hij wacht even, net lang genoeg om de clou de kracht te geven die ze verdient. "In de goot! Op de Dappermarkt."
Â
10. Zondagavond Verteller: Rob Stravers woonde in de jaren '50 in de Tweede van Swindenstraat nummer 84. Tijd 1950 - 1963
Op zondagavond kwam Ome Toon, de ijsman, in de straat. Aan de kleur van zijn gezicht kon je zien waar de winst bleef, maar zijn ijs was heerlijk. Zodra hij met z'n kar de straat in liep, begonnen de kinderen te roepen naar hun moeders in de hoop dat ze geld voor een ijsje uit raam gooiden, want met heen en weer lopen kon je te laat zijn. Het roepen ging over in schreeuwen als Ome Toon aanstalten maakte om verder te gaan. Alle kelen werkten dan op volle sterkte. Wie niet likte, schreeuwde. Zodra de lampen aangingen moesten de kinderen 'naar boven'. Met elk verdwijnend kind werd de straat stiller, waardoor een heel ander geluid hoorbaar werd. Gitaarmuziek. Een paar huizen verder woonde een moeder met haar zoon en die zoon speelde gitaar. Dat klonk best wel mooi en ik was niet de enige die dat vond, al zei de naam Jan Akkerman mij toen nog niets. Als het helemaal donker was, hield ook de gitaarmuziek op. Het laatste geluid veroorzaakte een rilling bij mijn moeder: "Berlinerbol, berlinerbol, berlinerbol, bol, bol." Een witte bakfiets, met een glazen bak en een man en een vrouw. Die vrouw was volgens mijn moeder heel vies en de toon waarop ze dat zei, in combinatie met haar gezichtsuitdrukking, gaf geen enkel ruimte voor iets schoons. Wat uit die kar kwam moest op z'n minst bewegend vies zijn. En dan werd het echt stil. De Tweede Van Swindenstraat sliep, de Dapperbuurt sliep, ja, heel Amsterdam Oost lag in diepe rust. En soms nog een goederentrein, waarvan je op gehoor de wagens probeerde te tellen, maar waarvan je de laatste wagen dan meestal niet meer hoorde.
Â
11. De niet te vergeten Dapperbordee Verteller: Jannie van Galen-van den Bosch is in 1953 geboren in de 2e van Swindenstraat 55 bel-etage. Tijd 1953 - 1973
Ik woonde vroeger op de Dapperbordee, zo noemde wij onze buurt. Ik heb er een hele leuke en gezellige jeugd gehad en daarom ook hele fijne herinneringen aan die goeie oude tijd. Zo mocht ik elke morgen van mijn moeder brood halen bij de bakker op de hoek van de straat en dan kreeg ik altijd een warm puntje. Vroeger heette de bakkerij 'de Tijdgeest'. Dat is later veranderd in Bakker Beer. Het leuke vond ik was dat er op de ramen een grote B stond met daarachter 'akker, eer akt eter rood'. Aan de overkant van de straat was op de hoek supermarkt Wijnberg, daarnaast de slager, daarnaast de kapperszaak van Dolf, dan Sjaak de Poelier en verder nog een kledingszaak, een banketbakkerij, de olieman, een fietsenstalling en een drukkerij. Ook zal ik nooit het kleine sigarenwinkeltje vergeten van Tante Bets. Daar kochten wij stiekem een pakje Alaska menthol sigaretten: 10 stuks voor 1 gulden. De brand in de 2e van Swindenstraat zal ik ook nooit meer vergeten. Daarbij kwamen 3 kinderen om het leven. Deze mensen waren familie van Willy Alberti. Iedereen stond te huilen toen de kinderen in mandjes naar beneden werden gehaald. Ook herinner ik mij dat er een jongetje in onze straat onder een vrachtwagen is gekomen. Zijn moeder had een dubbeltje uit het raam gegooid, dat rolde onder de vrachtauto die net melk stond te lossen. De jongen kroop onder de auto. De chauffeur had dit niet gezien en reed weg. Wij kwamen toen net uit school en hebben het allemaal zien gebeuren. Dit zijn van die dingen die je nooit meer vergeet.
12. Een grappige gebeurtenis Verteller: Dilek (1963 Turkije) iwoont sinds 1980 in Amsterdam-Oost.[getrouwd vier kinderen]. 1996 > woont Soembawastraat. Tijd 2003
Als we ons huis binnen gaan is het onze gewoonte om onze schoenen uit te trekken. De schoenen zetten we dan voor de deur in het trappenhuis. Onze buurvrouw vond dit niet leuk, maar dat vertelde ze ons niet. Ze nam onze schoenen gewoon mee naar haar huis! Toen wij later uit huis wilden gaan, konden wij onze schoenen niet vinden. Andere buren van ons hadden gezien wat de buurvrouw had gedaan. Wij gingen toen naar haar toe en vroegen haar: "Waarom heb je onze schoenen meegenomen?" Ze zei toen dat je geen schoenen op de gemeenschappelijke trap mag leggen en wij legden haar toen uit dat wij niet met schoenen aan in huis mogen lopen. Een dag later kwam ze met een bos bloemen naar ons toe. Ze zei dat ze spijt had. Daarna zijn we goede buren geworden.