Hondentrimmer
Mijn vader was pakwerker voor politiehonden en hij kocht van z’n laatste centen een tondeuse, liet kaartjes drukken met beroep HONDENTRIMMER en zo is alles begonnen. Daarbij werkte hij nog bij de Blindengeleidehondenschool op de Middenweg. Hij was de eerste die geleidehonden africhtte.
Ik heb een paar jaar terug toen ik bij de geleideschool was tot mijn verrassing een grote foto van mijn vader gezien die op het punt staat op de Middenweg over te steken met een geleidehond, tegenover Frankendaal. Ik kreeg een afdruk van Kees Tinga die mij had uitgenodigd.
Winkel op de Transvaalkade
Met het uitbetalen van zijn betaalde pensioen van de Vries van Buuren uit de Jodenbreestraat naast het Rembrandthuis, waar hij ook nog als nachtwaker werkte in de oorlog, begon hij de winkel aan de Tansvaalkade 44. Geld was er niet, dus de stelling werd wel gevuld maar niet met drie of vier pakken hondenbrood of zangzaad etc. achter elkaar, maar één pak ging in de lengte op de plank met nog een pak vooraan staand.
Mijn moeder runde eigenlijk de zaak, terwijl mijn vader in de schuur honden knipte of bij de klanten per fiets aan huis kwam. Ik was 14 jaar en hielp mee, vakken vullen, vogels voeren e.d.
We verkochten ook verse waar. Dat kwam elke morgen vers van het abattoir gebracht door twee ras Jordanezen. Dus er kwam een ijskast, waar ook staven ijs in moesten, want elektra was nog niet in zwang. Die werden dus ook met regelmaat gebracht.
Repen van koemagen en hondenballen
Achter de ronding van de vakken met artikelen stond een tafel met een oude vleesmolen. Mijn vader maakte dan repen van de koemagen en die werden vermalen. Ook maakte hij wel stukjes voor klanten die het vies vonden het aan te pakken. Zo konden ze het uitschudden in de hondenbak. Er was een klant die elke keer zei dat de stukjes te groot waren en dat ze nog kleiner moesten. Na een tijdje was hij het zat. Toen ze weer kwam en zei dat de stukjes toch kleiner moesten hoorde ik in het keukentje ineens: “Godverdorie, snij ik me nog in m’n klauwen ook”. Waarop hij gelijk naar het magazijn liep. De vrouw, hevig ontdaan, vloog de winkel uit. Ik gelijk naar m’n vader, die stond te lachen en zei: “Zo, die komt niet meer terug, zo’n klant kan ik missen”.
Er kwam ook nog eens een klant die vroeg of hij hondenballen had. Antwoord: “Loop ik dan zo raar ?” Of ze kwamen om hondenfluitjes (maken geluid wat alleen honden horen). ’s Avonds kwam hij soms met de mededeling aan tafel: “We gaan verbouwen”. Dan moest er een plank bij.
De woonkamer werd bij de winkel getrokken
De zaak ging goed, dus de winkel werd te klein. Achter de schuifdeuren was onze woonkamer. Die werd opgeofferd en werd aan de winkel gekoppeld. De achterkamer werd woonkamer, opmerkelijk kleiner. Dit was mijn slaapkamer, dus mijn vader die in de schuur in de tuin de honden trimde, verdeelde de ruimte en ik kreeg een piepklein kamertje in de schuur met een deur naar het trimgedeelte.
Boven woonde een vrouw met 17 honden
Eigenlijk een niet wenselijke situatie, totdat de meubelmaker Hartog stierf op no. 39. (Broer van Harrie Hartog die de rijwielstalling op 47 (?) had. Mijn vader achterhaalde de eigenaar die het pand wilde verkopen. Reden was dat boven de winkel een vrouw woonde met 17 honden. Ze kwam bij ons dozen Donatin kopen en in de lege dozen bewaarde ze de stront, die ze opsloeg in de bovenkamer. Niemand mocht binnenkomen, zelfs toen ze moest verhuizen gaf ze de verhuizers door het raam de spullen aan. Wim van Leeuwen (van de Sparwinkel) liet mijn vader zien dat de urine bij hem achter de winkel langs de muur liep.
Ma ging met een emmer soep naar boven
Mijn vader hoefde van de eigenaar 2000 gulden minder te betalen om het pand op te knappen. Toen de koop gesloten was riep m’n vader die vrouw bij hem. Hij vertelde dat ze 2 honden mocht houden en de rest nam hij met 2 stuks tegelijk in z’n auto en bracht ze naar de Polderweg (dierenasiel). 3 Maanden betaalde hij de onkosten in de hoop dat er kopers voor de honden kwamen. Enfin, pa kreeg de sleutels en ma ging met een emmer sop naar boven om te redderen.
Infectie van de vuiligheid
Stonden we paf. Dozen met kleine zakjes shag uit de oorlog, dozen met zakjes met beker en tandenborstels erin, en drie grote dubbelbedden boven op elkaar. In de kast ik weet niet hoeveel rollen met lint om achter ceintuurs te plakken. Ze had voor het naaiatelier op het hoekje Paardekraalstraat/Transvaalkade gewerkt. We hebben twee maanden bij Wim van Leeuwen en z’n vrouw geslapen. Ma heeft nog 14 dagen met een been omhoog gezeten vanwege een infectie van de vuiligheid. Toen ik het eens aan mijn zoons vertelde hebben ze gegierd van het lachen.
Een schepje met meelwormen
Kleine anekdote: Mijn moeder stond in de zomer in het dagverblijfje te strijken. Ik pakte een schepje met meelwormen uit de winkel en mikte het in haar blouse. Ze gilde het uit want ze vond het vieze beesten en heeft een week niet gepraat met me.
Als er een vogelkooitje werd verkocht, kostte zo’n 20 gulden, dan ging dat op de lat. Mijn moeder deed zondags de boekhouding en prompt vroeg ze dan of meneer….. de 2,50 had gebracht. Zo werd het kooitje afbetaald. En hadden we toch nog heel wat klantjes die in het afbetaalboekje voorkwamen.
Koperen kooi met een papegaai
Mijn vader kwam op ’n dag thuis met een prachtige koperen kooi met een papegaai. Die werd in de winkel gezet bij de schuifdeuren. Hij trimde ook de honden van een paar hoeren op de wallen. Een hoertje had nog geen geld ontvangen, dus maakte ze een deal en nam pa de kooi met vogel mee. Deed m’n moeder ’s morgens de winkellichten aan dan riep dat beest: “Loop je weer op blote poten?” Of “Moet je weer naar de dokter?” Ma was blij dat er een koper kwam.
De W.C. zat in de voormalige woonkamer, later winkel. Kun je je voorstellen dat als je klanten had je het zowat in je broek deed omdat die klanten bij die w.c.-deur stonden.