Het Bavohuis had een toneelzaal waar mijn vader Cor Bakker, oom Ton (Teun
) en hun vriendenclub hele reeksen toneelstukken instudeerden na de oorlog. Detectives, klassiekers van o.m. Herman Heijermans, stukken over Indiëgangers, Russische stukken. Het kwam allemaal voorbij. Mijn nichtje Elly en ik gingen vaak mee. Niks leuker dan onder het toneel op zoek te gaan naar requisieten en decorstukken en ons eigen spel te spelen. Kijken door het souffleurshokje naar wat zich op toneel afspeelde. Spannend. De uitvoeringen waar naartoe werd geleefd waren geluksmomenten voor de hele familie. Maar er werd tussen de acteurs en actrices ook geflirt onder elkaar, met alle gevolgen van dien opnget thuisfront. De tijd na de tweede W.O. waarin talloze huiskamerclubjes ontstonden, uitmondend in een weergaloos bruisend verenigingsleven toen 'alles weer mocht' en iedereen druk bezig was met de Wederopbouw, werken aan werk, gezinnen stichten. Toneelspelen gaf heel lang ruimte tot zelfontplooiing en -bevestiging, al was het maar bij wijze van spreken tussen de schuifdeuren. Jaren later werd de term 'amateeltoneur' een gevleugeld woord in onze familie als een prestatie qua dramatiek te tenenkrommend voor woorden werd.