Kort voor de oorlog was de bakkerij waar mijn vader Meijer Verdooner zetbaas was een goedlopende winkel. Wij hadden het hartstikke goed. We hadden vrij wonen en praktisch vrij eten (alles kwam praktisch uit de bakkerij) en ook nog eens 35 gulden salaris in de week. Daarnaast hoefden we ook niet voor de verwarming te betalen, mijn vader had het goed voor elkaar.
Met de oorlog veranderde er vanzelfsprekend veel, maar ik wil daar niet al te veel over zeggen. Mijn vader had echter wel een vooruitziende blik. Hij wist dondersgoed dat het niet goed zou aflopen. Zo heeft hij kort voordat we zelf zouden onderduiken het bakkersgereedschap ‘laten onderduiken’. Ik weet niet waar hij het naar toe heeft gebracht, ik was tenslotte nog maar vijf in 1943. Het moet in ieder geval zijn gebeurd op het moment dat wij weggingen.
Na de oorlog, toen wij weer boven water kwamen, konden we niet terug naar onze oude woning aan de Tugelaweg. Daar was namelijk een ander in gekomen. Voor alle duidelijkheid, dat was geen foute Nederlander, hij was daar geplaatst omdat zijn eigen winkel was gebombardeerd.
Ook bakker Willem (Wolf) Pront was er niet meer, of hij was vermoord wist men zo kort na de oorlog nog niet, dat werd later pas duidelijk.
Wel heeft mijn vader al snel de spullen uit de oude bakkerij boven water gehaald. Mijn vader kon toen wel in het andere pand van Willem Pront terecht, dat was in de Uiterwaardenstraat. Kort nadien kwam de broer van Willem Pront terug. Die was met een niet-joodse vrouw getrouwd en zij hadden dingen gedaan die niet mochten. Die wilde niet dat mijn vader bleef als zetbaas. Mijn vader moest weg, hij moest er uit.
-
Meer verhalen over Bakkerij Verdooner ziet u rechts van dit verhaal en verder. Er zijn in totaal 27 verhalen over de familie Verdooner.