Erik Bouwman:
Naarmate het vroeger donker wordtHangt ie er weer, dat touwtjeVoor een kinderhand was ie nooit te kortMaar intussen ben ik al een oudje.Naarmate de duisternis eerder valtEn de straatlampen vroeger gaan schijnenUit de kroegen voor vijven reeds wordt gebraldEn warmte wordt bewaard door gordijnen.Als de nacht de dag te vroeg vervangtEn de dagen zich niet laten rekkenIs er iets in mij dat intens verlangtOm ooit nog aan dat touwtje te trekken.De warmte van de kolenhaardDat peertje boven de keukentafelBlijft mij nog steeds een veelvoud waardVan een afhaalchinees of falafel.Die intimiteit en saamhorigheidVan mensen die zo weinig haddenAan weelde en rijkdom had je schijtMaar die band pakte je bij de kladden.Die vader, moeder, tante, oomNu reeds lang of op weg al naar bovenIn een leven geleefd als een korte droomMaar geleerd daarin niet te geloven.En doet men mij vermanend kond: Geen gelul want je bent toch een oudjeTrek ik met een glimlach om de mondIn gedachten heel stil aan dat touwtje.
Ik hou niet zo van innerlijke striptease,maar met dit gedicht heb je een gevoelige snaar geraakt,ook vol in het hart getroffen.