Mijn vader, Meijer Verdooner, was een echte broodbakker. Hij heeft echter altijd ook een banketafdeling willen hebben. Daarom heeft mijn vader lang gezocht naar, en uiteindelijk ook gevonden, een echte banketbakker. Die echte banketbakker was Bennie van Volen, een Joodse banketbakker. Bennie van Volen heeft gezorgd voor de echte specifiek Joodse artikelen. Bennie was de broer van een voor de oorlog heel bekende Joodse banketbakker.
Dankzij de samenwerking van mijn vader met Bennie kreeg de winkel uiteindelijk het keurmerk “Onder Rabbinaal Toezicht". Mijn vader en Bennie vormden een paar apart. Beiden waren het echte vakmensen op het eigen vakgebied, brood respectievelijk banket. Bennie van Volen verstond zijn vak, eigenlijk meer dan dat. Bennie was een tovenaar, wat die met eenvoudige ingrediënten kon doen, grensde aan het ongelooflijke. Zo kon hij van winterpenen ontzettend lekkere ‘gember’ maken (voor de echte gemberbolussen) en van witte bonen de lekkerste ‘amandelspijs’. Je moet bedenken dat zo vlak na de oorlog er geen echte gember of amandelspijs te krijgen was. Er moest dan ook worden geïmproviseerd. Gemberpoeder was er wel te krijgen. De winterpenen werden door Bennie van Volen zo verwerkt met gemberpoeder dat de echte kenners zeiden: "Wat een heerlijke gember heb je daar bakker." Hetzelfde verhaal gaat ook op voor de amandelspijs gemaakt van witte bonen. Eigenlijk was dus allemaal 'namaak’, maar dan wel van zeer hoge kwaliteit. De kunstenaar Bennie heeft nooit verteld hoe hij dat voor elkaar heeft gekregen.
Van deze Bennie van Volen heb ik dus de Joodse banketbakkerij geleerd. Ik heb niet alleen veel van hem geleerd, ik heb ook zijn recepten gekregen. Recepten voor de lekkerste bolussen bijvoorbeeld. Ik heb Van Volen beloofd dat ik zijn recepten nooit aan een ander zal geven.