Mijn vader heeft zijn hele leven met zijn hele ziel en zaligheid in de bakkerij gewerkt. Hij was zelden of nooit ziek. Als hij zich niet goed voelde, als het snot bij wijze van spreken uit zijn hele lichaam kwam dan zei mijn moeder: “Meijer, maak effe een mooie etalage voor mij". Op de Tugelaweg hadden we namelijk twee grote etalages. Dan zei hij wel eens: "maar Jetje ik ben zo ziek." Maar mijn moeder was een gewiekste en die zei dan dat ze voor de volgende dag een mooie etalage wilde hebben. Dat was een smoes van mijn moeder want dan ging hij naar de bakkerij toe. Daar was het goed warm en hij ging er flink van zweten. Als hij dan weer boven kwam vroeg mijn moeder of hij nog ziek was.
"Hoezo ziek, ik ben nooit ziek geweest."
Mijn vader was een echte vakidioot, hij hield ontzettend van zijn vak. Hij is tot aan de oorlog altijd zetbaas geweest, bij bakker Pront. Na de oorlog is hij een eigen zaak begonnen op de Tugelaweg 80-82.
Toen hij zetbaas werd bij bakker Pront heeft hij zijn grote hobby en bijverdienste, het trommelen, opgegeven. Tegen zijn moeder, mijn oma, zei hij: "Moeder ik ga niet meer drummen en ik verkoop mijn drumtoestel." Dat heeft nog wel enige discussies tussen mijn vader en moeder opgeleverd. Zij vond het namelijk wel een goed idee want dan kon ze voor zichzelf van het geld een jas kopen. Maar nee hoor, mijn vader wist dat zijn broer een jas nodig had. Dit voorval is typerend voor mijn vader. Jezelf opzij zetten om je familie gelukkig te maken.